ZIJNE GESCHIEDENIS
Het 2e regiment Gidsen, aangevoerd door Kolonel Fourcault, maakte in 1914 deel uit van de Cavaleriedivisie, onder ‘t bevel van Luitenant-Generaal De Witte, en vormde met het 1e Gidsen de brigade cavalerie van Generaal de Monge.
Van ‘t begin van den veldtocht af waakte het met de cavaleriedivisie over het concentreerend leger en hielp het den aftocht van de divisie van Luik dekken, terwijl zijne verkenningen op het front de troepen werkzaam waren. De eerste dier patrouilles bracht, bij den dageraad van 4 Augustus, bericht over de schending van het grondgebied omstreeks Malmedy; andere detachementen sloegen den invaller gade in Limburg.
Op 12 Augustus is het regiment te Halen, waarvan de naam in gulden letters op zijn standaard schittert. Den 18n Augustus, te Budingen, onderscheidt het 1e eskadron zich door zijn hardnekkigen weerstand aan een veel sterkeren en beter gewapenden vijand; Luitenant Graaf Wolfgang d’Ursel en talrijke cavaleristen vonden er, in de loopgraven der Gete, een roemvollen dood.
Weldra trok het leger zich terug naar Antwerpen en deed het herhaalde offensieve uitvallen waaraan het 2e Gidsen deelnam: den 28n Augustus is het te Werchter, den 9n September te Aarschot, den 10n September te Pellenberg, den 20n September te Aalst en te Assche.
Tijdens den aftocht van Antwerpen naar den IJzer bevindt het regiment zich, – onder ‘t bevel van Kolonel d’Hespel, – met de cavaleriedivisie in de achterhoede van het leger en in gedurige aanraking met den vijand. Vermelden we hier de bloedige etappen Overmeire, Liedekerke, Stadenberg, Geite St-Jozef en, op 20 October, de verdediging van Eessen, onder een hevig bombardement.
Den 20n October steekt de cavaleriedivisie den IJzer over; een nieuw leven begint voor de cavalerie. Hare eskadrons worden te voet gesteld en nemen met het nieuw gevormd wielrijderseskadron deel aan de verdediging der loopgraven. Men ontmoet ze te Pervijze, Oudstuivekenskerke, Drie Grachten, Luigem, Steenstraat, Diksmuide. Op 8 Maart 1918 nemen de patrouilles van het 2e Gidsen deel aan de heldhaftige verdediging van de veldwacht aan den Reigersvliet.
October 1918: het regiment stijgt opnieuw te paard, steekt terug den IJzer over en, sterk door zijne dubbele ondervinding van cavalerist en van infanterist, neemt het actief deel aan de bevrijding van het grondgebied. Wij vinden aan het hoofd van de divisie: Luitenant-Generaal Lemercier; van de brigade Gidsen: Generaal Baron Buffin; van het 2e Gidsen: Kolonel du Roy de Blicquy. Onder de leiding van zulke chefs zijn al de eenheden bezield met den « cavaleriegeest » en de charge te paard komt op 18 October, te Zedelgem, weer in eere. Eene batterij artillerie en mitrailleusen hielden de Belgische troepen tegen. Kolonel du Roy de Blicquy, aan het hoofd van zijn 1e eskadron, chargeert ze met de sabel; de handlangers worden gedood of uiteengejaagd en de stukken tot zwijgen gebracht.
Den 18n October nog worden Loppem en Steenbrugge veroverd; den 20n October maakt het regiment zich, te Maldegem, na een hevig gevecht, meester van de vijandelijke stellingen; ter herinnering aan dit gevecht krijgt het 2e Gidsen de toelating om den naam « Maldegem » op zijn standaard te schrijven.
De oorlog nadert zijn einde; met moeite wordt de marsch voortgezet in het nat land, doorsneden met hagen en grachten en bezaaid met verraderlijke mitrailleusen. De griep mat de mannen af en doet het effectief smelten. Toch, gesterkt door de vreugde van de herovering hunner haardsteden, blijven de cavaleristen met taaien moed voorstrijden; den 3n November bevrijden ze nog Kluizen en bij den wapenstilstand zijn ze te Bassevelde waar hun zegevierende opruk eindigt.