ZIJNE GESCHIEDENIS
Het 4e Jagers te paard was in 1914 een nieuw gevormd regiment. Het werd tot stand gebracht bij de reorganisatie van het leger, in December 1913. Bij het begin van den veldtocht bestond het uit drie eskadrons: het eerste, onder het bevel van Commandant van Marcke de Lummen, kwam van het 2e Jagers te paard; het tweede, onder het bevel van Commandant Ridder de Wouters d’Oplinter, kwam van het 1e Jagers te paard; het derde, onder het bevel van Commandant Willems, waarvan het personeel voor de eene helft van het 1e en voor de andere helft van het 3e Jagers te paard kwam. Het 4e Jagers te paard werd in ‘t begin van den veldtocht aangevoerd door Kolonel stafbrevethouder Thorn.
In November 1914 werd er een 4e eskadron gevormd met manschappen uit de drie bestaande eskadrons. Het 4e eskadron stond onder het bevel van Commandant Delelienne. Op dit oogenblik stond het 4e Jagers te paard onder het commando van Kolonel stafbrevethouder Morel.
Vanaf Maart 1914 was het 4e Jagers te paard, alhoewel het een regiment der Cavaleriedivisie bleef, ter beschikking gesteld van den Commandant der 2e Legerdivisie; bij Ministerieel Besluit van 31 Juli 1934 wordt het als divisiecavalerie der 2e Legerdivisie aangewezen. Als dusdanig bleef het tot 30 September 1914, op welken datum het – onder ‘t bevel van Kolonel stafbrevethouder Hagemans in de onafhankelijke cavaleriebrigade werd opgenomen.
Den 12n October 1914, tijdens den aftocht van Antwerpen naar den IJzer werd te Deinze de 2e Cavaleriedivisie gevormd onder ‘t commando van generaal de Monge; het 4e Jagers te paard maakte van die divisie deel uit tot het oogenblik zijner ontbinding, op 4 Februari 1918.
In April 1915 nam Majoor stafbrevethouder de Longueville het commando over het 4e regiment Jagers te paard; als Kolonel behield hij dit commando tot de ontbinding van het regiment.
De standaard van het 4e Jagers te paard draagt de vermeldingen Antwerpen, Veldtocht 1914-1918.
In het begin van den veldtocht nam het deel aan al de verrichtingen van de 2e Legerdivisie. Zijne verkenningen naar Diest, Testelt, Sichem, Aarschot blijven in ieders geheugen. Luitenant-Generaal Dossin, de schitterende bevelhebber der 2e Legerdivisie hield er aan zijne voldoening uit te drukken over de groote diensten welke zijne cavalerie hem bewees: in alle omstandigheden bekwam hij nauwkeurige inlichtingen betreffende de strijdmachten waarmede hij in botsing moest komen. Herhaalde malen verklaarde hij dat hij in zijne « jagertjes » een onbegrensd vertrouwen had.
Tijdens den tweeden uitval uit Antwerpen bereikte het 4e Jagers te paard, in een stoutmoedigen raid, de omstreken van Leuven; een zijner pelotons, onder ‘t bevel van Onderluitenant Van Camp drong binnen in Blauwput, voorstad van Leuven. Zonder steun kon het 4e Jagers te paard het veroverde terrein echter niet behouden.
Gedurende den aftocht van Antwerpen hield het, op 13 October 1914, aan het afleidingskanaal der Leie, omstreeks Zomergem, ten koste van zware verliezen den vijand tegen, zoodat de divisie zich ongehinderd naar Brugge kon terugtrekken en aan omsingeling ontsnappen.
Aan den IJzer gekomen, wist het 4e Jagers te paard zich aan te passen aan den loopgravenoorlog en op kranige wijze de rol van infanterist te vervullen, waartoe het niet was voorbereid.
Alhoewel er in het begin gebrek was aan verdedigingsmiddelen, bewees het groote diensten, achtereenvolgens in de sectors van Pervijze, Ramskapelle, Oudstuivekenskerke, Diksmuide, Knokke, Drie-Grachten, Steenstraat.
De te voet strijdende cavaleristen van het 4e Jagers te paard beteugelden de Duitschers in al de sectors welke hun werden toevertrouwd.
Toen het 4e Jagers te paard in Februari 1918 werd ontbonden, zegde Luitenant-Generaal de Witte dat dit regiment, onder de kranige leiding van Kolonel stafadjunct de Longueville een geducht manœuvreerings- en gevechtswapen was geworden. Zoo het regiment zulken vleienden lof verdiende, was dit te danken aan de waarde en de sterkte zijner onvergelijkelijke kaders die, dank zij den Korpscommandant, het hoogtepunt hadden bereikt van lichamelijke en zedelijke geschiktheid, van verkleefdheid aan hun overheden, van initiatief en zelfverloochening, een hoogtepunt dat misschien wel geëvenaard, doch niet kan overtroffen worden.