Categorieën
Algemene geschiedenis Boom

WAT WETEN WE TOT OP HEDEN OVER DE SCHUTTERSGILDEN VAN BOOM EN OMSTREKEN?

Lezing op 29.10.1996

(Foto: MVerlinden, vlag Ambrosiusgilde die wordt bewaard door de Geschiedkundige Studiegroep Ten Boome vzw. Links: Fred Verdeyen, rechts: André Smet, bestuursleden Ten Boome)
Terug naar overzicht jaarboek 1996-1997

 door Dr. Eugeen Van Autenboer (+11 maart 2008)

Verenigingen ontstaan, verenigingen vergaan. En toch zijn er uitzonderingen: de schuttersgilden, Eeuwen geleden werden zij opgericht en tot op heden zijn er nog steeds velen actief. Sommigen van hen zijn verdwenen, anderen vielen in een diepe slaap om terug te ontwaken.

Het gildenwezen is om zo te zeggen onverwoestbaar omdat het diep in het wezen van het volk vast geankerd werd. Met het ontstaan van de steden ontstond de noodzakelijkheid om de verdediging van de bevolking en haar bezittingen door de weerbare mannen.
Deze groepeerden zich in een gilde ter beschutting van de zwakkere inwoners zowel geestelijken als leken en om de heer bijstand te verlenen in zijn ondernemingen. Een juiste datum van oprichting der verschillende gilden is praktisch zelden terug te vinden door het verlies der oude documenten. Het voorbeeld der steden werd spoedig nagevolgd door de inwoners der vrijheden.

En de dorpen? Ook zij lieten zich niet onbetuigd. Sporen van plattelandsgilden werden teruggevonden in het begin der l5e eeuw. Of zou het nog vroeger geweest zijn? Toen de militaire functie der schuttersgilden afzwakte en zelfs wegviel door de centralisatie
politiek der vorsten, verdwenen de schutters niet van het toneel. Naast hun godsdienstige en sociale opdracht werden zij belast met politionele taken en richtten zij zich vooral naar recreatieve bezigheden.

Het gildenleven wordt zoals bij elke vereniging geregeld door de kaart of reglement. Wie zorgde voor dit document? Er waren verschillende mogelijkheden: ofwel de leden zelf, die hun kaart onderwierpen aan de goedkeuring der overheid ofwel de heer van de plaats ofwel de koning als hertog van Brabant ofwel de hoofdgilden van Leuven.  Het gildenleven was eertijds goed gestructureerd. De Leuvense oude Sint-Sebastiaansgilde werd
erkend als het hoofd van alle handbooggilden van Brabant en Mechelen, de Oude Boog en de Sint-Jorisgilde voor de voet- en kruisbooggilden, en de Kolveniersgilde voor alle buksgilden.
Deze hoofdgilden oefenden het gezag uit over de schutters aan wie zij een modelkaart verleenden. Zij traden ook op als rechter in schuttersmoeilijkheden en interpreteerden de reglementen. Het spreekt vanzelf dat zij buiten deze algemene voorwaarden ook zelf
maatregelen konden opleggen. De Leuvense gilden regelden het reilen en zeilen van de schutters, zoals het verlenen van toelating om schietspelen en landjuwelen in te richten. Dit alles betekende niet dat hun gezag goedschiks door iedereen werd erkend. Machtige heren als deze van Westerlo (de Merode) legden zich niet goedschiks bij een Leuvense beslissing neer en maakten gebruik van hun recht om beroep aan te tekenen bij de Raad van Brabant.

Een gilde werd – en wordt – geleid door een hoofdman die voor het leven is gekozen. Hij kan rekenen op de hulp van de eerste en de tweede deken, de oudermannen, de gezworenen en vooral de koning, die vroeger jaarlijks werd geschoten en eventueel een griffier. Bovendien was er nog de alferis (vendelier) en de cornet, die te paard met de wimpel reed, alsmede de knaap of knecht. Wanneer de heer van de plaats fungeerde als hoofdman, dan liet hij zich, wegens zijn veelvuldige afwezigheden, vervangen door een
luitenant. Er dient evenwel opgemerkt te worden dat deze functies niet overal terug te vinden waren.

De activiteiten van een gilde speelden zich af ofwel in de vereniging zelf ofwel er buiten. Overal werd met geestdrift het feest van de patroon gevierd: Sint-Sebastiaan, Sint-Joris, Sint-Antonius, Sint-Kristoffel, Sint-Barbara en noem maar op. De viering duurde gewoonlijk drie dagen, alhoewel een week geen uitzondering was. De eerste dag begon met een Eucharistieviering voor de overleden leden, gevolgd door een maaltijd en een jaarvergadering,
waarop de rekeningen werden voorgelegd, de verkiezing van nieuwe leden, een nieuwe deken en gezworenen. Verder werd de tweede dag een mis opgedragen voor de overleden gildenzusters.

De gildenbroeders hielden geregeld hun schietoefeningen en kampten jaarlijks -later om de drie en soms zes jaar – om de koningsvogel neer te halen. De gilden waren ook verplicht naar buiten te treden: deelneming aan de processies met als bekroning het drinken van een ton bier in het lokaal, de aanwezigheid bij het bezoek van voorname personages als koning, graaf of bisschop, de viering van een vrede, de geboorte van een koningskind, de dienst voor een overleden koning of heer. De schutters hadden tot taak de orde te handhaven toen zij hun heer in zijn militaire ondernemingen niet meer dienden bij te staan. Hiervoor dienden de huursoldaten ! Van grote betekenis was de deelneming aan schietspelen en in Brabant in de eerste plaats aan de landjuwelen. Mogen we erop wijzen dat wedstrijden alleen door gilden van hetzelfde wapen
mochten betwist worden.

De Franse Omwenteling (1789) schafte alle verenigingen af en dus ook de gilden. Sommigen van hen verdwenen van het toneel of werden vervangen door schuttersmaatschappijen. Onder invloed van de romantiek ontlook een grote belangstelling voor het eigen verleden, waar vooral de aandacht werd toegespitst op de gilden. Dit gildenleven kende een grote herleving na 1918 en een tweede maal na 1945, toen het uit haar voegen dreigde te barsten. Zal die
hoogconjunctuur blijven duren? Het gildenwezen is kenmerkend voor onze gewesten. In elke gemeente kan de activiteit van één, soms twee of meer schuttersverenigingen worden vastgesteld. Spijtig genoeg is het niet mogelijk bijzonderheden over vele gilden te noteren door het gebrek aan de noodzakelijke documenten. Vele archieven zijn immers verloren gegaan.

Nochtans, wanneer er voldoende systematisch en lang gezocht wordt, komen er nog talrijke aspecten te voorschijn. Hoeveel is er bijvoorbeeld over de eeuwenlange geschiedenis van de
Sint-Sebastiaansgilde van Boom bekend gebleven? En over de schutters van de omliggende gemeenten? Het wordt daarom de hoogste tijd de nog bestaande bronnen aan een nieuw en
grondig onderzoek te onderwerpen. Het beeld van de  schuttersgilden zal in een klaarder licht komen te staan. Is hier geen taak voor de heemkundigen weggelegd? Om hun werk te
vergemakkelijken brengen de volgende bladzijden een status questionis van wat geweten is over de gilden van Boom en omliggende gemeenten.

Uit de speurtocht naar de overal verspreide bronnen1Onderstaande bronnen werden geraadpleegd De hierbij vermelde afkortingen worden in de volgende voetnoten gebruikt. ARB Algemeen Rijksarchief Brussel RAA Rijksarchief Antwerpen SAM Stadsarchief Mechelen Berchem STOCKMANS, J.B. Geschiedenis der Gemeente Berchem. Antwerpen, 1886. Bijengilden VAN AUTENBOER, E. De Bijengilden van Sint Ambrosius in het oude Hertogdom Brabant, in: Ons Heem, jrg.35 (1981), afl.2,40-61. Fotorepertorium JANSEN, J. Fotorepertorium Kanton Berchem. 1976. Fotorepertorium Kanton Boom. 1977. Fotorepertorium Kanton Kontich. 1975. Fotorepertorium Kanton Willebroek. 1975. Franse Revolutie VAN AUTENBOER, E. De Franse Revolutie en het Gildenwezen, in: De Knaap, nr.95 (1989),47;96 (1990), nr. 1 ,11-12; nr.98 (1990), 33-34; 99 (1990), 44-45. Kolveniers VAN AUTENBOER, E. Bijdrage tot de Geschiedenis der Kolveniersgilden in het Oude Hertogdom Brabant, in: Taxandria, nr. XLIV-XLVI (1972-74), 3-79. Mortsel STOCKMANS, J.B. Geschiedenis der gemeente Mortsel met aanhangsels over Edeghem, Hove Bouchout. Borsbeeck, Contich, Waerloos. Reeth en Aertselaer. Antwerpen, 1882. Schatten Schatten der Vlaamse Schuttersgilden. Catalogus Antwerpen – Brussel, 1966-1967. Schutters Antwerpen VAN AUTENBOER, E. De schuttersgilden in de omgeving van Antwerpen, in: Jaarboek. Heemkring Ekeren, 3, 1985, 115-147. Sint-Sebastiaan Leuven VAN AUTENBOER, E. De Sint-Sebastiaansgilde van Leuven, hoofdgilde van Brabant, geeft caerten (1665-1736), in: Taxandria, nr. XLII-XLIII (1970-1971), 3-72. Toestand 1834 ERNALSTEEN, J. Toestand der Schuttersgilden in de Provincie Antwerpen ten jare 1834. Overdruk Oudheid Kunst, XX (1929) 89-123. Vaandels Klein-Brabant VAN ESBROEK, CHR. Vaandels der handbooggilden van Klein-Brabant, in: Jaarboek Vereniging voor Heemkunde in Klein-Brabant, XXl-XXII-XXIII (1987-88-89), 89-101. , zelfs op de meest onvermoede plaatsen, zal duidelijk blijken welke betekenis de gilden voor onze voorouders en voor de gemeenschap gehad hebben. Het zal tevens duidelijk worden dat zij in de loop der tijden een evolutie hebben doorgemaakt. Zij hebben zich aangepast aan de veranderde maatschappij zonder hun basisprincipes te verloochenen. Daarin schuilt het geheim van hun eeuwenoud bestaan.
AARTSELAAR2RAA, GA Aartselaar, nrs.l48 en 149; Sint-Sebastiaan Leuven, nr.26I ; Schutters Antwerpen, 129; Mortsel, 136; toestand 1834,6; E. VAN AUTENBOER, Dorpsgilden van Brabant contra de Sint-Antoniusgilde van Neckerspoel (Mechelen) (1511-1515), in: Eigen Schoon & De Brabander, LXX (1987), 46-47.
De schuttersgilde van Aartselaar gaf reeds in de 15e eeuw tekenen van leven. Inderdaad in de periode 1479-85 werd een boete opgelegd aan de persoon die een doel van de schutters had
vernield. In 1522-24 had een Janne de Schoesetter de schalen van de Jonge Handboog van de wand gesmeten. Aartselaar kende een Oude en een Jonge Handbooggilde waarvan de rekeningen zijn bewaard gebleven, respectievelijk van 1770-1836 en 1729-1818.
In 1562 werden verklaringen afgelegd door koster Joos Verreycken, 51 jaar oud en 31 jaar gildenbroeder, alsmede door Pauwels Coens, 39 jaar en 24 jaar gildenbroeder. Op 13 december 1726 schonk de hoofdgilde van Leuven een modelkaart aan de handboog (welke?) van Aartselaar. In 1834 werd de nog bestaande gilde als “nul” aanzien. Het doel ervan was zich onderling te vermaken. Er werden geen prijzen gegeven: wie de vogel neerhaalde, bleef vrij van gelag tot hij door een andere werd vervangen.
BERCHEM3RAA, GA Berchem nr.31; Berchem, 104-107; Schatten, p.l2, nrs.49,50,51 en 52; Sint-Sebastiaan Leuven,nr.90; Schutters Antwerpen, 129; roestand 1834, 6-7; Fotorepertorium, Kanton Berchem, 17; Sint-Hubertuskerk; Franse revolutie, 1990, nr.4, 4-5. De Sint-Sebastiaansgilde van Berchem werd reeds in het begin van de 16e eeuw gesignaleerd, maar is waarschijnlijk ouder. In 1517 reisden de gildenbroeders naar de kermis van Mortsel en Wilrijk. Op het landjuweel te Deurne in 1526 wonnen de schutters van Berchem de eerste prijs van schoon inkomen.
Leuven schonk op I juni 1688 een kaart aan de gilde van Berchem. Deze droeg zorg voor een altaar in de Sint-Hubertuskerk evenals voor een schilderij die de Martelie van Sint-Sebastiaan
voorstelde. Het beeld van de patroon, in witgeschilderd hout, dateert van 1652. De rekeningen van 1720-81 zijn bewaard gebleven. Belangrijk is de vaststelling dat de gildenzusters een eigen vaandel hadden dat verpacht werd. De vrouwen moesten inkomgeld
betalen en schoten, zoals de broeders naar prijzen. De huisvrouw van een broeder werd aangesteld als opperdeken van de vrouwen. De gilde kon ook beschikken over het kinder- en bruiloftsgeld (1724-25). Op bevel van de Franse bezetter verklaarde de gilde alleen een stukje grond te bezitten dat 44 p. 11 s. opbracht.
Van de gilde worden nog een processietoorts en een gildentoorts bewaard. De gilde leefde in 1834 nog steeds. Ze bestond uit getrouwde mannen die samenkwamen met Sint-Sebastiaan en ook met de boog schoten. Mannen en vrouwen kwamen jaarlijks tweemaal bijeen in een groot lokaal. Ze aten gedurende twee à drie dagen en dansten ‘s avonds. De jaarlijkse overwinnaar ontving prijzen: kristal, tafelservies en tinnen voorwerpen ter waarde
van 5, 10, 15 en 20 fr. Soms begaven de vrouwen zich aan het spel: voor hen waren er prijzen van 2 tot 30 fr. voorzien.
Indien de schutters zouden gevraagd worden voor oefeningen, dan wilden ze wel meedoen op voorwaarde dat deze van dezelfde aard waren. De gilde was samengesteld uit goede patriotten die op enige uitzondering na verknocht waren aan het toenmalige ouvernement. De oud-secretaris P. Werbroeck – nu afgesteld – bewaarde ten onrechte de registers.
BLAASVELD4SAM, Acten not. J. Thomas, 1736-37, ad 23 october en 16 november 1637; Toestand 1834, 26-27; Schatten, p.12- 13, nr.53 (met foto); E. VAN AUTENBOER, Uit de geschiedenis der schuttersgilden van Heffen en Blaasveld, in: Hand.Oudheidk. Kring Mechelen, LXXV (1971), 83-86 en Willbroekse Kronieken, afl. 1 , 10-11. Het Heilig Kruis werd door de gilde gekozen als patroon van wie een relikwie in de kerk berustte. Aan de processie op 3 mei werd deelgenomen door de gilden van Heffen en Wille
broek. De Handboog van Brussel schonk op 26 september 1754 een kaart aan Blaasveld. De breuk dateert van 1630-31 en wordt in het Vleeshuis te Antwerpen bewaard. Een tweetal acten van de Mechelse notaris J. Thomas geven enkele details over de werking van de gilde in 1637. Een achttal gildenbroeders kwamen op 23 oktober 1637 een verklaring afleggen. Het waren: Jan Schellens (54 j.), Peeter Gheens (73 j.), Jan Cleymans (94 j.), Laureys van Boexelaer (67 j.), Hugo Teugels (40 j.), Adriaen Goelicx (41 j.), Cornelis de Bruyn (40 j.) en Peeter Teugels (35 j.). De reden voor hun getuigenis waren
de moeilijkheden die met een weduwe ontstaan waren. Bij het overlijden van een gildenbroeder mocht zijn weduwe lid blijven mits de helft van de onkosten te dragen. Als de gilden van Heffen en Willebroek op 3 mei naar Blaasveld kwamen, werd elk van hen bedacht met twee tonnen bier ten bedrage van 6 à 7 gulden zonder de accijnzen. Dit was het enige waarin de weduwe moest tussenkomen. Tot dan toe was deze regeling zonder moeilijkheden gehandhaafd, maar in 1637 werd deze gang van zaken verstoord.
De weduwe van wijlen Matheeus Verspreeuw kwam in verzet. Het weigeren te betalen was een nieuwigheid en nochtans voor een jaarlijkse bijdrage van 10 of 12 st. mochten de weduwen zoveel drinken als zij wensten of mochten zij een plaatsvervangster sturen. Op 16 november van ditzelfde jaar 1637 werd mr. Jan van der Hoffstadt, secretaris van de heerlijkheid Blaasveld, aangesteld om deken Peter Teugels te verdedigen in het proces ingesteld
bij de Handboog van Brussel tegen Maria Borgens, weduwe M. Verspreeuwen. Teugels schonk die volmacht mede namens mededeken Cornelis De Bruyn en de gilde. Te Blaasveld werd de bijdrage beschouwd als een van de lasten die op de inwoners van de
parochie rustten. Iedereen die van de “gemeynte” wou genieten, moest betalen. Praktisch elke inwoner ingezetene was dan ook lid van de gilde. In 1834 schoten de schutters van Sint-Sebastiaan voor tinnen prijzen van weinig waarde. Zij waren wel bereid deel te nemen aan grotere wedstrijden.
BOECHOUT5Mortsel, 136; Schutters Antwerpen, 130; Toestand 1834, 6. Deze gilde was reeds actief in de 16e eeuw. Getuige hiervan waren de verklaringen die op 22 september 1562 werden afgelegd door een gildenbroeder, nl. De 62-jarige Gooris van Mierop, meier van Boechout en keizer van de gilde. In 1834 bestond er geen gilde, confrerie of serment in de gemeente.
BOOM6ARB, Raad van Brabant, 750 (1624), 150-161 vo; Arch. Bisdom Antwerpen, BETEN, F. Geschiedenis van Boom (hs.); Sint-Sebastiaan Leuven, nrs.63 en 279; Toestand 1834, 6-7; Fotorepertorium, Kanton Boom, Kerk O.-L.- Vrouwen St.- Rochus, 14-15 (beelden Sint-Ambrosius en Sint-Rochus, gepolychromeerd hout, 3de kw. 1ge e.); SEL,H., Proeve van historische mengelingen over ‘t Land van Boom. Leuven, 1873, 147-162; STEENACKERS E. Boom in het verleden. Lier, 1907,215 en 220; LAMOT,B. Hoe Boom groeide. Antwerpen, 1957,75-77 en 89; VANHEURCK, EM.H.Les drapelets de Pélerinage. Antwerpen, 1922, 54-56.
Het verleden der Boomse schuttersgilden is helemaal geen onbeschreven blad, zoals blijkt uit de verschillende geschiedenissen. Basis van deze publicaties was het werk van Sel. Pastoordeken
F. Beten ontleende in 1901 zijn gegevens voor zijn parochiegeschiedenis aan voornoemd werk. De stichtingsdatum van de Grote gilde van Sint-Sebastiaan kon, zoals voor zo vele gilden, niet achterhaald worden. Feit is nochtans dat Leuven op 14 juni 1680 een modelkaart schonk aan de Boomse schutters. In 1624 werd voor de Raad van Brabant een proces gevoerd over het hout
van het schuttershof der Oude Sint-Sebastiaansgilde. Stoffel Spillemaecker en Matthys Verlinth vertegenwoordigden toen de gilde. De oudste van de drie nog bewaarde rekeningen begint in 1629. De gilde bezat tot en met het jaar 1686 geen vaste wip om de vogel te schieten. Sinds 1687 konden de gildenbroeders beschikken over een vaste wip en dit tot in 1825. Samen met de jonge schutters zorgde de oude gilde voor een altaar dat zij vernieuwden in 1677
en 1740. Het vroegste document van de Jonge Gilde dateert van 12 juni 1685. Voor notaris Ceulemans te Rumst schonk Willem Spillemaeckers het uitgebakken gelaag “de Elzen” de eeuwige toelating om er het schuttershof te vestigen. Hij stelde als  voorwaarde dat de gilde jaarlijks een requiemmis zou laten opdragen voor hem en zijn huisvrouw. De Oude Gilde zou echter
dezelfde rechten genieten indien beide gilden samen de lasten zouden dragen. Dit geschiedde met de oprichting van de nieuwe wip in 1687 en in 1779. Op 11 februari 1725 werd de Jonge Handboog door de hoofdgilde van Leuven bedacht met een nieuwe kaart.
Het spreekt vanzelf dat de gildenbroeders moesten deelnemen aan de processies. Het bedevaartvaantje van de begankenis voor de H. Rochus vertoont een handbooggilde met het beeld van Sint-Sebastiaan. De oude en de Jonge gilde overleefden de roerige tijden van de Franse Omwenteling. In 1834 werd vastgesteld dat er te Boom een Oude en een Jonge gilde in leven waren en ressorteerden onder de hoofdgilde van Leuven. Hun doel schijnt eertijds de verdediging van het vaderland geweest te zijn. Er werd beweerd dat ze in het verleden privilegies zouden genoten hebben. Gedurende twee dagen hielden zij vogelschieten: de eerste dag voor de koning en de tweede voor prijzen ter waarde van 14 florijnen. De schutters zouden bereid zijn – indien het gevraagd werd – deel te nemen aan grotere wedstrijden. In 1696 werd een broederschap ter ere van de Rochus ingesteld. Het werd op 19 juni 1697 door de bisschop goedgekeurd. Deze broederschap kocht biekorven aan om ze te verpachten. Sint-Ambrosius werd de tweede patroon. Biestokken vervingen de flambeeuwen in de processie.
Er werden twee teerfeesten gehouden: met Boomkermis en met de zondag van Sinksen. Deze werden vervangen door de twee feestdagen van Sint-Ambrosius (7 december en 4 april). De
gilde stapte vóór de handboog op in de processie zoals ook blijkt uit het vaantje met de begankenis van 16 augustus. Geen document bewijst dat de leden van deze broederschap een boog hebben gehanteerd. Detail uit het bedevaartvaantje van de begankenis voor de H.Rochus (17de eeuw) vertoont een handbooggilde met het beeld van Sint-Sebastiaan.
BORNEM7Sint-Sebastiaan Leuven, nrs.64 en 151; Toestand 1834, 26-27: MEES, J. Het Sint-Sebastiaansgild van Bornem, in: Eigen Schoon & De Brabander, XVII (1943), 434-442; Het Sint-Sebastiaansgild van Bornem, in: Heemkundig Jaarboek, X (1975) Ver:. Voor Heemkunde in Klein-Brabant, 31-35.
In Bornem leefden eertijds twee handbooggilden naast elkaar: de Oude en de Jonge Handbooggilde. Deze laatste verdween omstreeks 1667, althans voorlopig. De Oude Gilde was in de 16e eeuw in het bezit van een kaart, die niet teruggevonden werd. Zij werd nochtans bevestigd en aangevuld door graaf Jan-Frans de Coloma. Dit nieuwe reglement werd in 1763 in het Frans vertaald. De hoofdgilde van Leuven schonk op 10 september 1690 – ter aanvulling -een modelkaart aan de oude schutters. De Jonge Gilde werd op haar beurt op 12 september 1710 met een dergelijke kaart verrijkt. Was zij wellicht terug tot leven gekomen? De
domeinrekeningen van Bornem vermeldden reeds in 1465 de “schutters”, die 3 pond parisis ontvingen voor de deelneming aan een prijsschieting te Liedekerke. In 1591 leren we de tafelkosten van een teerdag kennen. In het reglement worden ook richtlijnen gegeven voor het inrichten van en het deelnemen aan schietspelen.
In 1834 telde de gilde nog zeven leden, Hun doel bestond in het deelnemen aan bijeenkomsten en openbare oefeningen houden. De prijzen behaald in de jaarlijkse oefeningen werden betaald
door de gilde. Ze bestonden uit tinnen teljoren en borden ter waarde van 20 à 30 fr. Het was op het ogenblik onmogelijk deel te nemen aan grote wedstrijden, maar de gilde was bezig zich te
versterken.
DUFFEL8DOM, E. & RESSELER, J. De Folklore van de Provincie Antwerpen. De schuttersgilden van Duffel, in: Ons Volksleven, XXXVIV (1933),50-72; KEERSMAECKERS, F. Ontspannings- en verenigingsleven (tot +/- 1800): de gilden, in: Dansen en volksleven, uitg. inst. Voor Vl. Volkskunst, Schoten, 1992,2-5; VAN AUTENBOER, E. De Schutterswedstrijden der Brabantse Gilden (1300-1996). Turnhout, 1996, 171,192 en 193; Sint-Sebastiaan Leuven, nrs. 51,83 en 160; Toestand 1834, 26-27.
In 1416 verschenen de schutters van Duffel in de processie van Lier. Naar alle waarschijnlijkheid waren het de voetboogschutters. Over deze gilde is niet veel, maar toch iets bekend gebleven.
Op 3 maart 1498 ondertekende hoofdman ridder Hendrik, heer van Muggenbergen, een uitnodiging voor alle schutters van oude en jonge gilden van steden, vrijheden en dorpen om op 11 juni te komen schieten. Er waren prijzen voorzien voor inkomen, schieten, sotten en esbattementen. Deze laatsten konden opgevoerd worden door de gilden zelf of door rederijkerskamers. De Duffelse gilde nam in 1509 deel aan het schietspel van de Antwerpse Jonge Boog. Duffel was ook aanwezig in 1518 op een haagspel te Mechelen. Uit de reeds gepubliceerde studie blijkt dat de Duffelse voetboog een “tuymelaer” of nar meevoerde. In 1679 werd voor 18 guld.
een nieuw vrouwenvendel aangekocht. In de processie werd een Sint-Jorisbeeld meegedragen. Bovendien stapte in Duffel, zoals op andere plaatsen, Sinte Margriet, die “den draeck leyt”, mee
op; De Sint-Jorisgilde ging ten onder tijdens de woelige periode van de Franse Omwenteling. Er waren te Duffel een Oude en een Jonge Sebastiaansgilde actief, maar over de datum van hun ontstaan en de inhoud van hun oudste kaart tasten we in het duister. De Leuvense hoofdgilde verleende omstreeks 1670 een kaart aan de handboog binnen de “prochie” van Duffel, land van Mechelen, op 15 januari 1687 een papieren kaart aan de Gulde van Duffel en op 17 januari
1712 aan de Oude Gulde van Duffel een perkamenten kaart. Spijtig werd niet meegedeeld aan wie de eerste twee modelkaarten werden toegekend. Activiteiten? In 1697 richtte de Sint-Sebastiaansgilde van Duffel een haagspel of landjuweel (sic!) in met voor 80 guld. prijzen. In de loop der jaren ontstonden er wel eens moeilijkheden, zoals in 1708 toen de Jonge Hand- boog de koningsvogel schoot tegen het verbod van de schout. Deze liet de wip afbreken! Reden van zijn houding was de aanwezigheid van het leger bij Leuven. In 1834 had slechts één gilde de moeilijke jaren overleefd. De weinig talrijke leden kwamen eenmaal per jaar samen om te eten en zich te ontspannen.
EDEGEM9Mortsel, 136; Schutters Antwerpen, 132-133; Toestand 1834, 10,47; Kolveniers, 31 ; VAN PASSEN, R. Geschiedenis van Edegem. Edegem, 1974,956; id., Edegem 800 De Gilde viert 10 juni 1973. Edegem, 1973.
De handbooggilde van Edegem was reeds in het begin van de 16e eeuw in volle doening. Inderdaad, in 1562 legde de 81-jarige Laureys de Coninck een verklaring af Hij was meer dan vijftig jaar lid van de Oude Gilde en had verschillende malen de papegaai afgeschoten. Edegem ontving op 1 juli 1699 een modelkaart aan de schutters van de Edegemse gilde. In 1834 bestond er volgens de overheid geen eigenlijke gilde. Er waren wel personen die
jaarlijks samenkwamen met als enig doel: eten, drinken en zich ontspannen. De gilde kon in1973 grote feestelijkheden op touw zetten. De Jonge Gilde, bekend in de 16e eeuw, verdween korts na 1628. Een kolveniersgilde zou omstreeks 1689 bedrijvig zijn geweest; ook in 1713 werd een biegilde gesignaleerd: zij werd
heringericht in 1718.
HEFFEN10SAM, Handboog, II,I: Acten not. J. Claessens, 1754-55, ad 13 en 15 februari 1755; VAN AUTENBOER, E. Uit de geschiedenis der schuttersgilden van Heffen en Blaasveld, in: Hand. Oudheidk. Kring Mechelen, LXXV (1971) 84-85; Veiling Fr. Claes, Antwerpen, 1933, nr. 171; HUYS, P. Oude koningsbreuken en ander schutterszilver geveild, in: Ons Heem,jrg. 51 (1997) afl.1-2, 56-57 (met foto). De Sint-Sebastiaansgilde van Heffen ontplooide haar activiteiten reeds in de 16e eeuw. Inderdaad in 1562 velde de Edele Handboog van Mechelen een vonnis in verband met een
schietspel dat te Heffen werd gehouden. De onenigheid was ontstaan tussen de gilden van Kampenhout, Heffen, Willebroek en Hombeek. In 1590 kwamen vijf inwoners van Heffen een verklaring afleggen in verband met de breuk van de gilde, die veiligheidshalve was opgeborgen bij mr. Andries Rousselle. Gelukkig is er een en ander bewaard gebleven. Zij vertoont het wapenschild van jr. Phlups de Haynin, heer van Lecies, burgemeester van Mechelen en koning van de gilde in 1615. Naast een schild met Sint-Sebastiaan in hoog relief, hangt er een ander aan met de voorstelling van Sint-
Amandus en het inschrift: 13 juni 1756 Joes Frans Ips (sic) De Cock hooftman deser gulde. Dit stuk werd in 1933 verkocht voor 5.000 ft. alhoewel het voor 10.000 ft. werd ingezet. De gilde van Heffen nam deel aan de processies van Leest en Blaasveld. In de kerk bevonden
zich grafschriften van Jan van Cauwenberghs, alferis (+ 1648) en Jan de Roeck, koning (+1644). Met consent van het hoofdbestuur van Mechelen richtte Nikolaas van Aken, waard in den Inghel, een schietspel in met tinnen prijzen. De wedstrijd duurde van Halfvasten 1645 tot de derde kerstdag op de middag. Op 13 februari 1755 ontving Martinus Steemans volmacht om te trachten een kamer of lokaal te bekomen. Zesendertig gildenbroeders (van wie negen met een kruisje tekenden) ondertekenden dit document. En hij slaagde in zijn opdracht. Op 15 februari 1755 werd een huurovereenkomst gesloten tussen Martinus Steemans, gemachtigd door koning Jacobus de Roy en meest alle confreers, met sr. Cornelius Scheppers. De gilde kon nu samenkomen in een kamer van het huis van de tweede comparant op de plaats de Engel aan de kerk te Heffen. Zoals elke gilde bezat ook Heffen een trommel. Dit instrument werd vervaardigd door A. De Jaer uit Mechelen. In 1933 werd zij voor 700 fr. verkocht op de veiling Claes te Antwerpen. In
1834 was de gilde nog niet verdwenen. De overheid signaleerde een soort Sint-Sebastiaans gilde. Eens per jaar kwamen de leden samen om zich drie à vier dagen te ontspannen.
HEINDONK11Sint-Sebastiaan Leuven, nrs. 60 en 202; Toestand 1834, 26; Franse Revolutie, 1990, nr.3, 33.
Op 28 april 1673 werd de gilde van Hayendonck” begiftigd met een papieren kaart door de hoofdgilde en later op 10 oktober 1713 met een perkamenten exemplaar. De gildenbroeders van Heindonk bevestigden op 18 Brum. V (8 november 1796) in het bezit
van een breuk te zijn. In 1834 was er van een “societeit” geen sprake meer.
HEMIKSEM12Stadsarchief Antwerpen, Gemeentefeesten, MA 1099, nr. 14; Toestand 1834, 10; Schatten, 20, nr. 70; Franse Revolutie, 1990, afl. 4, 45; DE SCHEPPER, L. “Hemiksem. Het Gild van Sint Sebastiaan” in: Tijdschrift voor Geschiedenis en Folklore, IX (1946) 65-106; Bijen-gilden, 48. De Sint-Sebastiaansgilde van Hemiksem mocht op 29 oktober 1730 de modelkaart van Leuven
in ontvangst nemen. Tijdens de Franse bezetting kon de gilde alleen maar een schuld van 44 pond 11 st. aan de overheid voorleggen: er waren geen bezittingen, In de 19e eeuw blijkt de gilde een minder gunstige periode te hebben doorgemaakt. In 1834 bevestigde de gemeente dat ze in onbruik was geraakt. De leden kwamen nog wel samen voor een ”banket”. De gilde kon in 1895 te Antwerpen oude vlaggen, de breuk van 1606, een staf en toortsen tentoonstellen.
De herleving kwam stilaan. Heden ten dage is de gilde nog actief. Spijtig genoeg is de prachtige breuk die op het gemeentehuis bewaard werd, spoorloos verdwenen in 1996. In 1708 werd een biegilde opgericht.
HINGENE13Toestand 1834, 26-27; MEES, L. Geschiedenis de gemeente Hingene. Gent, 1894, 102-107 en 112-117; Vaandels Klein- Brabant, 94-95; Fotorepertorium Kanton Willebroek, Sint-Stefaan Hingene. In Hingene fungeerde de Sint-Sebastiaansgilde als hoofdgilde voor het omliggende. Volgens de
vlag van 1970 zou zij in 1520 opgericht zijn geweest. De oudste kaart is verdwenen. Op 2 januari 1600 schonk heer Coenraad Schets haar een kaart die op 19 augustus 1628 en in 1701
werd bekrachtigd. Afhankelijk van de schutters van Hingene (tot 1779) werkte een gilde te Nattenhaasdonk. Toen de hoofdman in 1772 was overleden, weigerde Hingene een nieuwe man aan te stellen. Nattenhaasdonk wendde zich tot keizerin Maria Theresia die op 4 augustus 1779 een kaart ondertekende. In de kerk van Hingene prijkt een beeld van Sint-Sebastiaan uit de 19e eeuw.
In 1834 waren de gilden in Hingene verdwenen. Er was echter een nieuwe vereniging van handboogschutters ontstaan met als doel eendracht te bevorderen en plezier te maken. Ze hield nog bepaalde ceremonies van vroeger in ere. Als de koning geschoten werd, trok de gilde naar de kerk voor het zingen van een Te Deum. De gemiddelde waarde der prijzen met een koningschieting en de jaarlijkse oefeningen bedroeg 25 fr. Men vermoedde dat deze
verenigingen wel aan grote wedstrijden zou deelnemen.
HOBOKEN[mfn]Mortsel, 136; Schutters Antwerpen, 135-136; Franse Revolutie, 1990, nr. 4, 45; KUYL, P.-D. Hoboken en het Wonder danig Kruisbeeld, Antwerpen, 1866,42-43; DIERCKX, M. Geschiedenis van Hoboken. Antwerpen, 1954, passim.[/mfn]
De 45-jarige Nicolaes Mertens legde op 22 september 1562 een verklaring af voor de gilde van Hoboken over de gebruiken en samenstelling van schietspelen. Hij kon het weten want hij was
34 jaar in de gilde, P. Breughel de Oude zorgde voor een tekening van de kermis van Hoboken, die door Bart. de Mumpere werd geëtst. Op de uitgehangen wimpel stond te lezen: Dit is de gulde van Hoboken; Men zag er de schutters naar de doelen schieten. In de kerk was het hoofdaltaar toegewijd aan Sint-Sebastiaan, De inventaris van de kerkgoederen bevatte niet alleen het goud van Onze Lieve Vrouw, maar ook een zilveren papegaai. De leden van de gilde droegen het beeld van Sint-Sebastiaan in de processie, zoals afgebeeld op een bedevaartvaantje van 1652. Een ander gebruik was het zingen van een Te Deum na de schieting van een nieuwe koning. Wegens misbruik werd deze plechtigheid in 1783 afgeschaft. Onder het Oostenrijks Bewind was het oprichten van een wip voor de koningschieting afhankelijk van de toestemming van de dorpsheer. De drossaard verbood in 1733, zoals te Duffel, het koningschieten. In de Franse periode bezat de Oude Voetboog (sic! Handboog?) een stuk grond genaamd Buyten-weldt dat jaarlijkse 25 fl. opbracht en nog een ander (Schuttershof) dat 24 fl. 15 st. opleverde. Ten jare 1834 verklaarde de overheid dat er sinds 1730 een Sint-Sebastiaansgilde bestond. Haar doel bestond in de handhaving van orde en gehoorzaamheid aan de instellingen van het land. Voor de jaarlijkse schieting werd 5 fl. uitgegeven. Wanneer ze zouden gevraagd worden, zouden de schutters ongetwijfeld meedoen. De kermis van Hoboken door P.Breughel de Oude, die door Bart de Mumpere werd geëtst. 
HOVE14Mortsel, 136; Schutters Antwerpen, 137; Toestand 1834, 10-11; Fotorepertorium Kanton Kontich, Kerk Sint- Laurentius Hove,24. Over de gilde van Hove is weinig bekend. Ze bestond in de 16e eeuw. Op 22 september 1562 legde Jan Belliaert, 70 jaar oud, wonende te Boechout, keizer van de Oude Gilde van Sint-Laureys te Hove, een verklaring af In de parochiekerk wordt een schilderij van Peter van de Cruys met de voorstelling van de Marteling van Sint-Sebastiaan bewaard (1659). De gilde bestond nog in 1834. Het doel van de broeders van Sint-Sebastiaan was niet gekend, Er werd jaarlijks wel vergaderd, maar oefeningen werden er niet gehouden. En de jonge gilde? Heeft ze werkelijk bestaan, wanneer en tot welke datum?
KAPELLEN15Sint-Sebastiaan Leuven, nr15;Schutters Antwerpen,137-138;Bijengilden,50;VEULEMANS P.De gulde van S.Sebastiaen tot capelle inde hoegen schoet.Kapellen,1981;Franse Revoltie,1990,nr 1.11 De Sint-Sebastiaansgilde was een van de actiefste verenigingen uit de omtrek, en zeker in de eerste helft van de 20ste eeuw. Het wel en wee van deze gildenbroeders en gildenzusters werd uitvoerig beschreven door P. Veulemans. Leuven schonk haar op 4 oktober 1656 een modelkaart. In Kapellen hadden de bieboeren in 1788 een gilde gevormd, 
KONTICH16Sint-Sebastiaan Leuven, nr55;Mortsel,136;Toestand  ,8-9;Bijengilden,50;Kolveniers,40;VAN PASSEN,R Geschiedenis van Kontich,1964,50-51;Fotorepertorium Kanton Kontich,kerk Kontich,28 De Oude Gilde van Sint-Sebastiaan bestond in de 16e eeuw. Hiervan wordt het bewijs geleverd door een verklaring in 1562 van Jasper van Regemortel, 66 jaar oud en 40 jaar lid. In 1660 werd de Jonge Gilde door Leuven bedacht met een modelkaart van Leuven. Een beeld van Sint-Sebastiaan door Pieter Malderus (1690-91) prijkt in de Sint-Martinuskerk. Het is vervaardigd uit beschilderd hout en in afkomstig van een zijaltaar. In de gemeente hadden de kolveniers zich in een gilde verenigd: zij mochten in 1700 een kaart
van de Leuvense hoofdgilde der kolveniers in ontvangst nemen.
De bieboeren hadden zich verenigd in een gilde die op 4 april 1704 werd opgericht. De kerk bewaart nog een beeld van Sint-Ambrosius (17e – begin 18e eeuw) uit witgeschilderd hout. De overheid bevestigde in 1834 het bestaan in Kontich van twee sociëteiten, overblijfsels van gilden die in 1660 en 1705 waren opgericht.
Jaarlijks werd de vogelscheut gehouden. De winnaar kreeg de titel van Opperhoofd, koning van de sociëteit, toebedacht. De broeders kenden jaarlijks een maaltijd en een feest. Indien ze gevraagd werden, zouden enkele aan een oproeping gevolg geven.
LIEZELE17Toestand 1834,26-27; Vaandels Klein-Brabant, 97-98 (met afbeelding van de vlag).De vlag van de Koninklijke Wipmaatschappij Sint-Sebastiaan draagt als data: 1535-1973. In
1535 opgericht? In 1834 bestond er een “Konings-gilde” van handboogschutters. Het doel was eenvoudig: eendracht en plezier. De winnaar van een onderlinge wedstrijd werd koning uitgeroepen. Hem werd een bedrag van 7,50 fr. uitgekeerd.
LIPPELO18Toestand 1834, 28; MERTENS,E. Schuttersgilde Sint-Sebastiaan uit Lippelo, in: Jaarboek, X (1975) Vereniging voor Heemkunde in Klein-Brabant, 59-67.De gilde van Lippelo zou omstreeks 1400 ontstaan zijn. Ze bestond zeker in 1535. De schutters van Lippelo verbroederden met hun confreers van Malderen en Opdorp na de processie (1695), In 1698 was Lippelo aanwezig op een schieting te Brussel. Was er ook een jonge schuttersgilde? Hoe dan ook, in 1834 was er van een gilde geen sprake.
MARIEKERKE19Toestand 1834, 28.
In 1834 bestond er geen gilde meer.
MORTSEL20Mortsel, 136; Sint-Sebastiaan Leuven, nr. 61; Schutters Antwerpen, 140; Franse Revolutie, 45; Verslag 1834, 12; Fotorepertorium Kanton Berchem, Sint-Benedictuskerk Mortsel, 20; ADRIAENSEN, Bijdrage tot de Geschiedenis van de Sint-Ambrosiusgilde te Mortsel. Jubileum 1695-1995. Mortsel, 1996.De Sint-Sebastiaansgilde van Mortsel dateert zeker van het begin van de 16e eeuwen waarschijnlijk nog van vroeger. In 1526 veroverde zij de eerste prijs op het schietspel van Deurne.
Jan Peet, 50 jaar oud, was in 1562 reeds dertig of eenendertig jaar van de gilde. Met de troebelen in de Nederlanden blijkt de gilde in slaap gevallen te zijn, maar zij werd tussen 1595 en 1608 terug actief. Op 19 mei 1680 werd zij door Leuven met een kaart bedacht.
De schutters van Mortsel en Wilrijk begaven zich tweemaal per jaar naar Berchem: met de processie op de grote kermisdag en op de vogeldag of koningschieting. In de kerk prijkt niet alleen een schilderij De Marteling van Sint-Sebastiaan van Comelis Schut, maar ook een witgeschilderd beeld van de patroon Sint-Sebastiaan (2e helft 18e eeuw). Met de Franse Revolutie verklaarden de gildenbroeders niets te bezitten. De Oude Gilde werd terug opgericht in 1802, maar zou in 1834 niet meer bestaan hebben.
En wat met de Jonge gilde? Mortsel bezat ook een Sint-Ambrosiusgilde die nog altijd actief is. In de kerk van de H.
Benedictus bevindt zich een beeld van de H. Hubertus (wit gekalkt hout, 18e eeuw): het was oorspronkelijk het beeld van de H. Ambrosius voor wie op 7 december 1694 een broederschap
werd ingesteld.
NIEL21Arch. Bisdom Antwerpen, pastoor AC. Wouters, Geschiedenis van Niel, +/- 1900 (hs.); Sint-Sebastiaan Leuven, nrs. 98 en 296; Schutters Antwerpen, 140; Toestand 1834, 10-11; DE RAADT, J. Th. De heerlijkheden van het Land van Mechelen. Niel en zijne heeren, in: Dietsche Warande, NR, 2e jrg. (1889), 666-667; Bijengilden, 53; Fotorepertorium Kanton Boom, Kerk van O.-L.- Vrouw van Niel, 20; P.v.d.B., Bijdragen tot de geschiedenis van Niel, in: De Rupelbrug- Soldatenblad, 1969 (?),De oorsprong van de Sint-Sebastiaansgilde wordt nergens aangegeven. De hoofdgilde schonk haar twee kaarten: op 11 maart 1696 en 28 mei 1727. Deze laatste kaart berust thans in het in het museum Taxandria (Turnhout) en is afkomstig uit de verzameling Fr. Claes.
Jonker Jan Carel de Homes, hoofdman van de gilde, stond met medewerking van andere vertegenwoordigers van de gilde op 19 april 1710 het Schuttershof te Niel af aan Jan Lenie en Adriana Verreycken. Voorwaarden waren: er een huis bouwen en het overblijvend terrein aanleggen om er twee doelen te plaatsen. De eerste comparanten verklaarden hun wip te hebben waar zij van ouds de vogel schoten. De tweede comparanten beloofden jaarlijks tien gulden aan de broederschap te betalen. Een jaarlijkse rente van 400 fr. werd overgenomen door de baron op voorwaarde de wip te
onderhouden en drie jaarlijkse missen te laten opdragen. Toen de wip versleten was, betaalde de baron niet meer. In de kerk bevindt zich een beeld van Sint-Sebastiaan (18e eeuw in gepolychromeerd hout) dat vroeger op een zijaltaar prijkte. Ten jare 1834 was er sprake van een gilde waarvan het oorspronkelijk doel aan de overheid niet bekend was. De leden vierden jaarlijks tweemaal, nl. met Sinksen ter gelegenheid van het schieten van de vogel op de wip en met Sint-Sebastiaan. De koning was gedurende zijn jaar vrij
van kosten, een gunst die op 20 fr. werd berekend. Een biegilde ontstond in 1705 en kende twee reglementen in de Franse tijd (respectievelijk van 16 en 14 art.). In de kerk stond het thans verdwenen beeld van Sint-Ambrosius.
OPPUURS22Toestand 1834,28-29.
Een gilde was in 1834 niet bekend.
PUURS23Toestand 1834,28-29.
Te Puurs telde de Sint-Sebastiaansgilde in 1834 slechts acht ouderlingen die geen oefeningen hielden. Er was wel een vereniging van jonge schutters actief. Daar werd zonder organisatie naar de wip geschoten.
REET24RAA, GA Reet, DIS. 71 en 72;Rek. Sint-Sebastiaansgilde 1654, 1740 en 1741-1811; Toestand 1834, 14-15; Bijengilden, 33; VERMEULEN, L. De Sint-Sebastiaansgilde te Reet. Uitg. Heemkring “De Root”, Reet, 1966. Uit de bewaard gebleven rekeningen van de Sint-Sebastiaansgilde blijkt dat zij te Leuven een kaart ging halen (1713-14). Interessant is de vermelding van een vrouwenvaandel (1712-13) en het kindergeld (1652-53 en 1720-21): bij elke doop moest een bepaalde som betaald worden. De
opbrengst hiervan kwam de gilde toe want zij had deze inkomsten voor een bepaald bedrag van de kerk gehuurd. Reet kende ook een bijengilde. Dit kan afgeleid worden van het getuigenis van de 62-jarige Peeter Derghent. Hij was “naede oude maniere van doene” met koning, hoofdman, deken en gildenbroeders op 15 augustus 1558 voor de ommegang naar Boom getrokken. Nadat deze haar
tocht had volbracht, bezocht P. Derghent en zijn gezelschap van de parochie een herberg waar ruzie was uitgebroken. In 1834 bestonden er geen verenigingen die vroeger als gilde bekend
stonden.
RUISBROEK25Fotorepertorium Kanton Willebroek, O.-L.-Vrouwkerk Ruisbroek, 38; DE KEERSMAECKER, J.Sint-Sebastiaansgilde van Ruisbroek, in: Jaarboek, Vereniging voor Heemkunde Klein- Brabant, (1975) 78-88 (+ afbeelding beeld in kerk); PEET, J. De St.-Sebastiaansgilde van Ruisbroek, in: Vaartland, III (1975) 89-92. De Brusselse hoofdgilde voorzag op 11 december 1697 de Sint-Sebastiaansgilde van Ruisbroek van een kaart, die 46 artikelen telde. De gildenbroeders schoten de vogel op tweede Sinksendag. De koning genoot het voordeel zijn klak met kroon in de kerk op te houden. Na 1836 werd de gilde heringericht, doch telde in 1914 nog slechts vier of vijf leden. De wereldoorlog deed de gilde verdwijnen. In de kerk bevindt zich een beeld van Sint-Sebastiaan met engel (witgeschilderd hout, 1ste helft 18e eeuw).
RUMST26Sint-Sebastiaan Leuven, ms. 36, 146,254; VAN OESBROEK, D. Rijmkroniek van Merchtem (1565). Uitg. M. Sacre, Merchtem, 1918,86-88; SEL. Mengelingen, 147; Toestand 1834,14-15; VAN AUTENBOER, E. De schutters- wedstrijden der Brabantse gilden (1300-1800). Turnhout, 1996, 303-304.
Omstreeks 1665 stelde de hoofdgilde van Leuven de handboog van Rumst in het bezit van een kaart en deed dit na op 4 januari 1701 (papieren kaart). De Jonge Handboog van Rumst ontving op 28 september 1722 op haar beurt een papieren kaart. De schutters van Rumst namen in de eerste helft van de 16e eeuw reeds deel aan een landjuweel der vrijheden. Rumst won in 1549 de eerste prijs en richtte volgens het reglement in 1550 een nieuwe wedstrijd in, waarin Meerhout zegevierde. In 1679 verscheen de gilde te Reet om naar de prijsvogels te schieten. In 1834 bestond er geen vereniging meer die de naam van gilde of confrerie droeg.
SCHELLE27Mortsel, 136; Sint-Sebastiaan Leuven, ms. 95,254; Toestand 1834, 16-17; VAN OESBROECK, D. Rijmkroniek, 85-86; Schatten, 29-30, m. 113; Fotorepertorium, Kanton Boom, Kerk Sint-Pieter en Pauwel te Schelle, 20; Schutters Antwerpen, 141-142; DE RAADT & STOCKMANS, J.B. Geschiedenis der gemeente Schelle. Lier, z.d., 192-195; WACHTERS, L. De St.-Sebastiaansgilde, in Programmaboekje Gildefeest Schelle, 15 juli 1956; VAN AUTENBOER, E. De kaarten van de schuttersgilden van het Hertogdom Brabant (1300-1800), in: Bijdragen tot de geschiedenis van het Zuiden van Nederland, XCVI A, I. Tilburg (1993) XLV; id. De schutterswedstrijden der Brabantse gilden (1300-1600),244.
Schelle was begunstigd met een Oude en een Jonge Sint-Sebastiaansgilde, maar de datum van oprichting werd nog niet teruggevonden. Reeds in 1461 werd te Schelle een schietspel
gehouden voor de schutters van alle gewesten met o.a. deelnemers uit Brugge, In 1562 kwamen twee keizers van de Oude Gilde getuigen: mr. Dieriek van Ranst en Jan Coutreel. Zoals Rumst nam Schelle deel aan het landjuweel der vrijheden, waarvan in 1542 een van de zeven wedstrijden werd betwist. De Oude Gilde werd op 2 januari 1609 en 5 januari 1693 bedacht met de Leuvense kaart en de Jonge Gilde op 11 oktober 1722. In de parochiekerk kan een schilderij (17e eeuw) met de voorstelling van De Marteldood van
Sint-Sebastiaan bewonderd worden, evenals een houten gepolychromeerd beeld van de patroon. De breuk van de gilde wordt bewaard in het Vleeshuis te Antwerpen. De borstplaat draagt als inschrift: JA. Quarteer griffier van Ruysbroeck ende Blaesvelt (1632-33). Verder nog schilden van alferis Jan Meuleman, ouderdeken Jan Mutsaert, ouderdeken Felix Gerard, coninck Jan
Dedecker, coninck Jacobus Dedecker enjongerdeken Jan Scholiers.
In 1834 bevestigde de overheid het bestaan van een confrerie S. Bastiaensgilde. De activiteiten schijnen zich toen beperkt te hebben tot loutere ontspanning en vieringen met Sinksen en Sint-
Sebastiaan. Wie jaarlijks de vogel van de wip schoot, werd koning genoemd en was als dusdanig vrij van kosten. Indien gevraagd, zou de gilde wel geneigd zijn aan wedstrijden deel te nemen.
SINT -AMANDS28Toestand 1834, 26-27; Fotorepertorium kanton Willebroek, kerk Sint-Amands, 41; GEER IS, J. De Sint- Sebastiaansgilde van Sint-Amands, in: Eigen Schoon & De Brabander, LXIX (1986) 27-29; id, Uit de geschiedenis van de Koninklijke Gilde van Sint Sebastiaan (1529 tot heden; van Sint Amands, in: Jaarboek Klein Brabant,jrg. XXII-XXIII-XXIV (1987-1988-1989) 1-57. Op 14 augustus 1529 begiftigde de Brusselse hoofdgilde van de Handboog de Oude Handboog
met een kaart die op 15 juli 1617 vernieuwd werd. Baljuw en schepenen bezorgden de Jonge Gilde op 19 september 1618 een kaart. De Sint-Sebastiaansgilde werd op 1 augustus 1830 heringericht ter vervanging van de oude en de Jonge Gilde.
In 1834 bevestigde de overheid dat er een confrerie van Sint-Sebastiaan bestond, waarvan de instelling op 15 augustus 1529 was geschied. Haar doel was het eren van de patroon. De koning
die jaarlijks geschoten werd, ontving een medaille ter waarde van 10fr. En hij was verplicht drie prijsvogels op te hangen. Eertijds prijkte in de kerk van Sint-Amands een beeld uit gepolychromeerd hout uit de tweede helft van de 18e eeuw, maar … het is verdwenen!
TISSELT29Stadsarchief Turnhout, Nota kannunik J. Jansen volgens mededeling van de gemeentesecretaris,
Ten jare 1834 was er geen gilde meer in Tisselt. De wipmaatschappij Sint Jan Baptist, patroon van de parochie, werd in 1874 opgericht. Zij organiseerde een prijsschieting op een windmolen waarop de prang werd geplaatst. Er werden jaarlijks zeven prijsschietingen gehouden. Op de dag van de koning schieting werd de koning op een kar naar zijn woning geleid.
WAARLOOS30SAM, Acten not. P. Croon, 1653-60, ad 14 juni 1660; StadsarchiefTurnhout, Nota kanunnik J. Jansen; Mortsel, 437. Hier was vóór 1789 een Sebastiaansgilde actief. Dit is bekend door een ruzie die op 14 juni 1660 onder gildenbroeders uitbrak. De gilde verdween met de Franse Omwenteling en werd vervangen door een schuttersmaatschappij. Deze nam bepaalde gebruiken van de oorspronkelijke gilde over. Een voorbeeld? Tot in de tweede helft van de 19e eeuw kreeg een gildenbroeder die in het huwelijk trad een biezonder voorrecht. In aanwezigheid van zijn gevolg
mocht hij bij het verlaten van de kerk naar den haan op de toren schieten. Een vruchtbaarheidsrite?
WlLLEBROEK31Franse Revolutie, 1990, nr. 3,33; Toestand 1834,30-31; DE HERDT en MALAGT, Willebroek, van landbouwdorp tot een industriegemeente. 1982,28-37; DE DECKER, K., e.a., Het Broederschap oft Gulde van den Edelen Handtboghe S, Niclaes, in: Willebroekse Kronieken, 1984, afl. 1 ; VAN AUTENBOER, E. De kaarten van de schuttersgilden van het Hertogdom Brabant (1300-1800) I, LII-LIII.
In Willebroek waren verschillende gilden bedrijvig. De Sint-Niklaasgilde werd in 1533 gesticht met het verlenen van een kaart (49 art.) door de Handboog van Brussel. Dit reglement werd
verschillende malen aangepast: in 1655, 1685, 1827 en 1879. In 1958 kon het 425-jarig bestaan gevierd worden. De koningschietingen werden gehouden op kermisdag in mei of juni. Voor de vrouwen die in 1725 een vendel lieten maken, werd op die dag een bolwedstrijd ingericht. De oude Sint-Sebastiaansgilde ontving op 27 mei 1660 een reglement van 54 artikelen en de
Jonge Sint-Sebastiaan (opgericht in 1536) werd op 2 mei 1619 door dezelfde Brusselse hoofdgilde bedacht met een kaart van 27 artikelen en nogmaals op 12 juni 1649 met een andere van 33 artikelen. Op een niet nader bepaald ogenblik smolten de drie gilden samen met de baron van Willebroek als hoofdman. Zij leeft nog voort in de huidige Sint-Niklaasgilde. Deze bestond in 1834 en organiseerde jaarlijks wipschietingen. De koning ontving de titel van Gildenkoning, terwijl de andere winnaars tinnen borden ontvingen, waarvan ongeveer 15 fr werd uitgegeven. Er dient nog gesignaleerd te worden dat Willebroek in 1796 geweigerd had de breuk in te
leveren.
WILRIJK32Mortsel, 136; Sint-Sebastiaan Leuven, nrs. 71,140; Franse Revolutie, 1990, nr. 4,45; Toestand 1834, 18; Bijengilden, 59; PRIMS, FL Geschiedenis van Wilrijk. Wilrijk, z.j., 209-211 ; VAN PASSEN, R. Geschiedenis van Wilrijk. Wilrijk, 1982, 105-106.
De 75-jarige Hendrick Verbert verklaarde in 1562 niet minder dan elfmaal als koning de papegaai afgeschoten te hebben. De Wilrijkse schutters togen naar de kermis van Berchem en omgekeerd.
De Oude Gilde werd op 8 mei 1682 voorzien van een kaart zoals de Jonge Gilde op 30 augustus 1700. Er zou ook een “papgilde” bestaan hebben. Ouderdom? In 1547 voerden de schutters een proces
voor de Antwerpse magistraat. Met de Franse Revolutie bezat de gilde (welke?) niets. Onder de benaming Sint Sebastiaan was
in 1834 een gilde actief. De leden kwamen jaarlijks tweemaal samen om te schieten met de boog en om zich te amuseren.
Wilrijk bezat ook een biegilde.
WINTHAM33Vaandels Klein-Brabant, 99-101 (met afbeelding). De vlag van de Gilde Sint-Sebastiaan draagt als data: 1676-1976.

Legende Guldenboek

Legende Guldenboeken


KONICA MINOLTA DIGITAL CAMERA
My first Popup

This will close in 20 seconds