Terug naar overzicht jaarboek 1996-1997
Door meester Armand Bal (+1986)
DEVOTIE TOT SINT-ANNA
De devotie tot Sint-Anna is nauw verbonden met de Mariaverering. Boom was eertijds een gekende bedevaartplaats, waar van heinde en ver veel pelgrims naar toe kwamen, om er met hun gespan de processieweg te doen. Het is dan ook niet te verwonderen dat de devotie tot 0.L.-Vrouw van Boom bij onze voorouders nog verder reikte en dat ook de Moeder van Maria, Sint-Anna, het voorwerp was van een bijzondere verering.
In onze gewesten zou deze volksheilige al vroeg zijn gekend geweest. Deze devotie groeide maar steeds verder aan en zo kwamen de levensverhalen van Sint-Anna tot stand, die spoedig bij het volk grote weerklank zouden vinden. De kunst stak hier wel een handje toe en zo werd Sint-Anna in de 13e eeuw werkelijk populair. Maar vooral in de 15e en in de 17e eeuw zou het hoogtepunt worden bereikt, vooral dan door Maria’s verering, waarvan de leer van de Onbevlekte Ontvangenis door de protestanten fanatiek werd aangevallen. Het feest van Sint-Anna werd in 1584 door de Paus op 26 juli vastgesteld. Het is ook tijdens deze periode dat te Boom de verering van Sint-Anna snel evolueerde en dat zij
als een grote volksheilige hier met de nodige eerbied en godsvrucht werd bejegend. Onze voorouders gingen haar vereren in een bidplaats die haar werd toegewijd en die haar naam droeg.
EEN VEEL AANROEPEN PATRONES
Sint-Anna werd beschouwd als patrones van alle moeders, door haar verheven moederschap, haar dagelijkse bezigheden als huisvrouw en als moeder. Geen andere moeder had zo verlangd naar een kind, geen andere moeder mocht zo een dochtertje
opvoeren naar de volmaaktheid. Zo kwam het dan dat al de vrouwen, die geen nageslacht verwierven, optrokken naar de
bidplaatsen, waar Sint-Anna werd vereerd. Ook al diegenen die een voorspoedige bevalling verhoopten of zij die enige last hadden met hun kinderen, kwamen bidden naar de plaats die haar was toegewijd. Sint-Anna werd ook aanroepen tegen allerlei kwalen: koortsen, oogziekten, kreupelheid, breuken, fijt, zweren aan handen en voeten. In ons land waren er op veel plaatsen bedevaarten, waarvan men ook gewijd Sint-Annawater meebracht.
In sommige oorden werd zij de patrones van de mijnwerkers en de beschermster van de schippers en van de scheepslieden. Ook de timmerlieden en de schrijnwerkers met de houtdraaiers deden gemakkelijk beroep op haar. Omdat haar feestdag viel in de maand juli, namen de hooiers Sint-Anna tot hun schutsvrouwe, als dan op de akker het groot werk begon. In verband met de dagelijkse bezigheden van deze heilige, werd de aanleiding gevonden om
haar aan te stellen als de beschermheilige en de patrones van de kantwerksters, de naaisters, de kleermakers, de breisters, de borduursters, de speldenwerksters en de bezembinders.
Het waren vooral de kantwerksters die het feest van de 26 juli heerlijk vierden met een plechtige Mis in de kerk, een koffiefeest en een feest in openlucht. Deze viering was zowel voor de
leerlingen die in de school hun stiel leerden, als voor de zelfstandige kantwerksters.
Een gans jaar hadden zij hiervoor gespaard. Samen gingen ze dan vooraf naar een kapelleken in de buurt
om er in de offerblok ontelbare spelden te gaan offeren, opdat O.-L.-Vrouw voor hun grote dag hun echt “Liefvrouwkensweer” zou schenken, open en blauw als een “hemelse mantel”. Zo werd Sint-Anna de geliefde volksheilige, die op vele plaatsen werd vereerd. Tal van kerken en kapellen werden haar toegewijd, waarnaar vooral de moeders kwamen en vanwaar zij getroost terugkeerden om bekomen gunsten.
SINT-ANNAKAPEL TE BOOM
De populariteit van deze volksgeliefde heilige is ook in onze streek ver doorgedrongen. In voorbije eeuwen genoot zij bij onze Boomse voorouders een gans bijzondere devotie. Ook werd op ons grondgebied ter hare eer een kapel gebouwd, op een plaats in de onmiddellijke omgeving van de steenbakkerijen. De Kapelstraat dankt trouwens haar naam aan de St.-Annakapel, die voortloopt tot in het naburige Terhagen. De eerste huizen van deze plaats dragen
nog de naam van Kapelstraat. De eigenlijke geschiedenis van het ontstaan van de Sint-Annnakapel is niet helemaal meer na te
gaan. Vermoedelijk kan de huidige kapel wel de derde zijn die gebouwd werd. In het bisschoppelijk archief te Mechelen worden nog tekeningen bewaard van de oude kapel die erop wijzen
kunnen dat er al twee kapellen zouden geweest zijn. De eerste zou gestaan hebben op de weg langsheen de straat, meer in de richting van Terhagen. De tweede kapel zou deze geweest zijn die er stond tot 1952 en dan werd gesloopt.
Het is zeker dat er reeds voor de 15e eeuw een kapel heeft gestaan, aangezien er toen reeds werd gesproken over een plaats “Capelleveld”. Tussen 1570 en 1573 werd er echter verwoed
gevochten aan het sas van Klein-Willebroek tussen de Spanjaarden en Willem de Zwijger. Spijtig genoeg zijn toen veel stukken over de Boomse geschiedenis verloren gegaan. Over de oudste kapel is er sindsdien niets meer te vinden. Uit nagelaten geschriften blijkt dat de voorgaande kapel er moet gestaan hebben in de 17e eeuw.
Deze kapel zou tot stand zijn gekomen door liefdadige personen, die door hun giften en hun medewerking de oprichting ervan hebben mogelijk gemaakt. In de loop van de tijden heeft zij bij haar opbouw twee onderscheiden tijdvakken gekend. Tijdens de Franse overheersing op het einde van de 18e eeuw, waardoor over onze gewesten zoveel onheil en rampen werden gebracht en, ook hier bij ons de Boerenkrijg werd gevoerd, bleef de kapel van vernietiging gespaard. Het municipaal bestuur kon toen van het middenbestuur
de toelating bekomen de kapel te laten gebruiken als verblijfplaats voor de armen en de behoeftigen van het dorp. Aan deze toelating werd echter de eis verbonden, dat eerst al de tekens van de godsdienst uit de kapel moesten verwijderd worden. Aldus werden de beelden, altaar en meubelen weggenomen.
Het duurde tot in 1821 dat de kapel, op aanvraag van de aartsbisschop van Mechelen, van het gemeentebestuur haar vroegere bestemming kreeg als openbare bidplaats en waardoor alles ook werd ingericht. Op die wijze konden de Bomenaars nu weer hun devotie tot Sint-Anna betonen. Van toen af werd er elke dinsdag de Mis gelezen, als de inwoners dit aanvroegen. De ganse dag bleef de kapel open, waar vooral de aanstaande moeders kwamen. In 1832 woedde in onze gemeente een vreselijke ziekte, waardoor de inwoners zwaar werden beproefd en die veel mensen naar het graf sleepte. Aan de cholera stierven er velen. Om deze
besmettelijke zieken af te zonderen werd door de pastoor van de parochie en het gemeentebestuur een overeenkomst gesloten om de St.-Annakapel als hospitaal in te richten. Veel ongelukkigen
werden er toen heengebracht, totdat de vreselijke kwaal voorbij was. Aan de kapel werden nadien ook verbouwingswerken uitgevoerd. De bovenste trappen waren van arduin, onderaan waren slechts twee trappen in baksteen. Daaraan werd verandering
gebracht, doordat de Kapelstraat in 1859 werd gekasseid en er toen een gedeelte van de grond moest worden weggestoken om de helling van de straat zachter te maken. Merkwaardig is ook
wel dat in de buurt van de kapel een stenen molen heeft gestaan, die de naam droeg van St.-Annamolen. Deze werd in 1855 afgebroken.
De feestdag van Sint-Anna op 26 juli werd steeds in ere gehouden. In vroegere tijden werd er dan op de steenbakkerijen gewerkt tot 9 uur. Dan was het de tijd om samen de Mis bij te wonen die dan in de kapel plechtig werd gezongen. Daar de kapel te klein was om aan al die gelovigen in de beperkte ruimte plaats te kunnen bieden, waren van uit de grote kerk kleine stoeltjes aangebracht die over de grote straatoppervlakte voor de trappen werden gezet. Geknield konden
dan de vele aanwezigen meebidden en zingen. Aan het einde van de plechtigheid kwamen dan allen naar voren om er de relikwie van St.-Anna te vereren. Nadien werd de St.-Annakermis ingezet. Elke morgen werd tijdens het octaaf in de kapel de Mis gelezen.
St.-Annakermis is ook altijd blijven bestaan, maar deze werd later verplaatst naar de zondag voor de feestdag van 26 juli. De eigenlijke kermisviering heeft nu plaats in de Kerkhofstraat en dan nog wel op de terreinen die zijn gelegen “achter het gasthuis”.
St.-Annakapel is voor de voetbedevaarders naar Scherpenheuvel steeds de plaats geweest waar `s nachts het vertrek werd gegeven. Dit is in voege sinds 1810. Ook nu nog heeft daar de inzet
van de bedevaart plaats nadat er eerst de Mis is opgedragen. Bij de terugkeer worden de bedevaarders er telkens verwelkomd door het luiden van het klokje.
EEN NIEUWE KAPEL
De bestaande St.-Annakapel geraakte met de jaren zodanig in verval, dat van restaureren geen spraak meer kon zijn. Onder leiding van deken Kermans werd reeds in 1943 een plan gemaakt
om een nieuwe kapel te bouwen. Eerst zou deze een kleine oppervlakte beslaan van enkele vierkante meter. De plannen werden dikwijls gewijzigd, totdat dan eindelijk het goede te
voorschijn kwam. Hiervoor dienden echter veel moeilijkheden overwonnen. Na een lange procedure, die drie jaar duurde, werd door de Bestendige Deputatie van Antwerpen aan het gemeentebestuur van Boom de toelating verleend om de St.-Annakapel, die eigendom was van de gemeente, af te breken. Dit gebeurde in het jaar 1952 en het zou nog duren tot in het jaar
1955, eer met de nieuwbouw kon worden begonnen.
Daar de oude kapel een grote hinderpaal was voor het steeds meer uitgebreider verkeer, moest ook naar een andere plaats worden uitgezien om de nieuwe kapel te kunnen bouwen. De familie Van Herck stelde gronden van haar steenbakkerij aldaar ter beschikking om het plan te kunnen uitvoeren. Dit plan werd ontworpen door Broeder Raymond van de Broeders van de Christelijke scholen, directeur van de St.-Lucasschool te Brussel. De uitvoering werd toevertrouwd aan de firma Van Deuren.
Aangezien de kapel moest komen aan de rechterkant van de weg, op de gronden van voormelde steenbakkerij en het niveau van de straat, moest eerst nog een onderbouw worden gezet. Als de
werken werden aangevat, bleek spoedig dat de grond te zacht was om de nieuwe bouw te kunnen dragen. Daarom werden vooraf 34 palen van 9 meter in de grond geslagen, volgens het systeem van Pieux-Franky. Hierop werd dan een betonnen plafond gegoten, waarop de onderbouw van die 9 meter hoogte werd gemaakt. Deze onderbouw ziet er dan uit als een grote zaal. Boven deze onderbouw bevindt zich nu de nieuwe kapel. Zij heeft een lengte van 23
meter, is 10 meter breed en 7 meter hoog. Er is plaats voor 200 kerkstoelen. Er is ook centrale verwarming.
DE EIGENLIJKE KAPEL
Bij het binnentreden geeft de kapel een indrukwekkende aanblik. Het altaar is gebouwd in een absis en is uitgevoerd in massief marmer, waarvan het altaarblad en de trappen in vert greco of
Grieks marmer zijn. Boven het altaar is een nis. Daarin staat het eeuwenoud St.-Annabeeld dat in hout is gesneden. St.-Anna draagt haar kind Maria op de arm en dit beeldje draagt het Jezuskind.
De drie personages zijn gekroond en het beeld zelf is keurig geschilderd. Aan beide zijden is een ruimte voorzien voor sacristie, waardoor een ware symmetrie is bewaard. De muurbekleding is uitgevoerd in Franse marmer “rosé aurore”. Er is ook een hoogzaal met wenteltrap en daarnaast staat een biechtstoel. De communiebank is weggenomen.
Het was een smeedwerk van de Bomenaar Henri De Bondt, die ook de beide kruisen boven de kapel smeedde en het haantje. Aan de wanden van de kapel prijken de veertien staties van de kruisweg in kunstig gedreven koper, gemaakt in de abdij van Maredsous.
De plechtige inzegening van de kapel had plaats op zondag, 15 september 1957 door Mgr.Schoenmaeckers, hulpbisschop van Mechelen, met nadien een Eucharistieviering, geleid door
deken De Bisschop. Als herinnering daaraan werd aan de zijmuur rechts bij het binnenkomen van de kapel een gedenksteen onthuld met volgende tekst:
Tot meerdere eer en glorie van God
en
ter ere van Sinte Anna
werd deze kapel gebouwd
door
de Familie Van Herck
Bij de 60e verjaardag der priesterwijding
van
Zijne Eminentie Kardinaal Van Roey
door
Zijne Excellentie Monseigneur Schoenmaeckers
Vicaris-Generaal van het aartsbisdom
15 september 1957
ENIG MOOIE BRANDGLASRAMEN
De voorstellingen op de brandglasramen wekken de gelovigen op voor werkelijke sacramentale beleving. Zij worden terecht beschouwd als een voornaam beeld, om de sublieme figuren uit
ons volk en van de eigen stam nog beter te doen kennen naar hun ware betekenis. De uitgewerkte motieven in afwisselende aangepaste kleuren scheppen de symboliek van oprechte
schoonheid die aangrijpen.
De tekeningen van de glasramen zijn gemaakt door Broeder Emiel van de St.-Lucasschool van de Broeders der Christelijke scholen, naar de hem verstrekte opgaven. Het brandglas werd gemaakt door gebroeders Timmermans te Brussel. De zeven sacramenten zijn er afgebeeld. Aan de evangeliekant zien we van voor naar achter:
het Doopsel, de H. Eucharistie, de Biecht, het Vormsel. Aan de epistelkant van achter naar voor: het Huwelijk, het Priesterschap, het H. Oliesel. Aldaar als achtste raam: het heilsplan van
God, algemeen gezien.
HET DOOPSEL
De kleur van dit glasraam is overwegend wit, als kenmerk van de onschuld die in het Doopsel wordt verkregen. Symbolisch wordt dit nog onderlijnd door de figuur van de lelie bovenaan.
De hoofdfiguur is pater Lievens (1856-1893). Het is de grote Vlaming die in de missielanden van Indië het Doopsel heeft toegediend. Het is de bedoeling geweest in de glasramen Vlaamse
heiligen en Vlaamse geloofshelden voor te stellen met hun bijzonderste uiting van het werk dat zij hebben verricht en daarom past pater Lievens hier op zijn plaats. In de rechterbovenhoek staat de figuur van de H. Remigius. Hij is wel geen Vlaming, maar
voor het Doopsel mag worden vermeld dat hij Clovis doopte op Kerstdag 496 met 3000 Frankische edellieden. Hij wordt de grote apostel van de Franken genoemd (437-533). Aldus is hij ook een apostel van Vlaanderen. Achter hem staat de kathedraal van Reims, de plaats waar de H. Remigius werkte.
In de linkerbovenhoek is er een voorstelling van een schilderij die in 1618 werd gemaakt voor de Prudentiakerk te Rome. Het knaapje daarop afgebeeld draagt een hart, door een engelbewaarder
geleid. Het hart is het symbool van de liefde, die door het Doopsel wordt ingestort. De engel zelf draagt een gouden anker, symbool van de hoop en boven het knaapje staat de zon van het geloof. Dit alles vormt dus een beeld van de drie goddelijke deugden, die in het
Doopsel met de heiligmakende genade worden ingestort.
DE H. EUCHARISTIE
De overwegende kleur van dit raam is goudgeel, om de verhevenheid van dit sacrament aan te duiden. Het symbool is de druiventros met korenaren (wijn en hostiebrood). De hoofdpersoon
is priester Poppe (1890-1924), geboren te Temse en overleden te Moerzeke. Hij was de promotor van het Eucharistisch leven in Vlaanderen. Naast hem staat het teken van de E.K.
(Eucharistische Kruistocht). Ook prijkt op dit raam de figuur van Paus Pius X, de insteller van de veelvuldige en vroegtijdige communie.
DE BIECHT
De Biecht is het sacrament van de boete, vandaar de paarse kleur. Als symbool zijn er twee sleutels, omstrengeld door een rood lint. Dit betekent niet alleen de macht van te binden en te ontbinden in de biechtstoel, maar ook dat door de Biecht de hemel kan geopend worden. Dit wordt verzinnebeeld door een gouden sleutel. Voor de opening van het vagevuur is er een zilveren sleutel. Het rode lint is een beeld van de pauselijke oppermacht, waaruit de rechtsmacht
van de priesters voortvloeit. De figuur is het heilige paterken van Hasselt, pater Valentinus Paquay (1828-1905). Als nevenfiguur staat er de martelaar van het biechtgeheim: de h. Joannes Neponucenus (1330-1383). Op 20 mei 1383 werd hij, na veel martelingen, door koning Wenceslaus te Praag in het
water van de rivier de Moldau geworpen. Hij was de hofkapelaan en omdat hij de biecht van de koningin niet wilde verklaren aan de koning, werd hij gefolterd en daarna in het water geworpen
We zien ook de brug waarop zijn standbeeld staat, met op de achtergrond de kathedraal van Praag. Naar een legende schenen er vijf wondere lichten in de rivier, waardoor zijn lijk werd gevonden. Deze lichten worden weergegeven door vijf sterren in het stromend blauwe water.
HET VORMSEL
De rode kleur van het raam betekent dat wij door het Vormsel toenemen in de liefde tot God. De hoofdpersoon is de H. Servatius, de eerste bisschop van onze gewesten. Hij was de oudste apostel van Nederland, afkomstig uit het Oosten en waarschijnlijk uit Armenië. Reeds in 338 bekleedde hij de bisschopszetel van Tongeren, die in die dagen een voorname en bloeiende stad
was. Hij was een trouwe verdediger van de waarheid. Ook was hij al oud toen hij naar hier kwam tijdens de grote volksverhuizing, die heel West-Europa in beweging bracht. De woeste Hunnen bedreigden ook deze streken, nadat zij reeds Midden-Duitsland hadden bezet. Zij vervulden de bevolking met schrik en angst. Hij bad om het zondige Tongeren te sparen. Bij een verschijning vernam hij dat het lot van de stad beslist was. Hij keerde terug en zegde wat er gebeuren zou. Hij begaf zich naar Maastricht. Door zijn gebed werd deze stad gespaard, toen de stad Tongeren door de Hunnen werd geplunderd en tot de grond toe vernield. Servatius overleed
te Maastricht op 13 mei 384. De gelovigen begroeven hem nabij de brug over de Maas en dekten zijn graf met een marmeren steen. De legende zegt dat op deze steen nooit sneeuw viel. Op zijn graf werd de St.-Servatiuskerk gebouwd, de oudste kerk. Deze heilige is naar verbonden met de familie van Sint-Anna. Na de dood van de H. Joachim is de H.Anna nog tweemaal getrouwd geweest. Uit dit nageslacht zijn verschillende apostelen voortgekomen. De H. Anna had nog een zuster Ismeria, die ook gehuwd was. Een van haar
zonen, Eliud, trad in het huwelijk en deze had weer een zoon, Enim. Een zoon van deze Enim was de H. Servatius. Dus was de overgrootmoeder van de H. Servatius een zuster van de H.Anna.
Door het vormsel worden wij ridders van Christus. Door Vlaamse geloofshelden en een heilige wordt dit ridderschap aangegeven: de gelukzalige zuster Amandina van Schakkebroek in Limburg (1872-1900), martelares in China, waar ze slechts één jaar was voor missiearbeid. Zij staat afgebeeld met een witte palm. Ook de H. Joannes Berchmans van Diest prijkt op het raam. Hij is jong gestorven te Rome. Als derde figuur is er de dienaar Gods broeder Isidoor van de Passionisten en gestorven in Kortrijk.
Het wapenschild staat er bij als het symbool van dit ridderschap: een wit schaap op een groene achtergrond. Groen is de kleur van het geloof en het schaap zelf is het symbool van de liefde. Het zelf geven van het schaap wordt daardoor uitgedrukt: vlees om te eten, melk om te drinken, vacht om te kleden. Aldus wordt uitgedrukt dat de drie goddelijke deugden door het sacrament van het Vormsel tot een verhoogde werking komen.
HET HUWELIJK
De kleur van het raam is blauw, omdat ieder huwelijk het huisgezin van Nazareth moet tot voorbeeld hebben. De H. Familie, met Maria als hoofdpersoon in het huwelijk, wordt tot voorbeeld gesteld, vandaar de blauwe kleur. Het voorgestelde huwelijk op het raam is dit van de ouders van de H. Theresia van Lisieux: Louis Martin (1823-1894) en Zelie Guerin (183 1-1877). Op 13 juli 1858 werd `s nachts te 12u. hun huwelijk voltrokken te Alençon (Frankrijk). De twee ineengestrengelde ringen zijn het symbool van het huwelijk. De nevenfiguren zijn de H. Joachim en de H. Anna, de grootouders van Jezus.
HET PRIESTERSCHAP
Het Priesterschap is gekenmerkt door de maagdelijkheid en de zuiverheid. De symbolische kleur is het oranje en als symbolen staan er de kelk en de pateen bij. Als hoofdfiguur prijkt Paus Pius XII (1876-1958). Achter hem staat het miraculeus beeld van O.-L.-Vrouw van Boom, gekleed in een goudbrokaat mantel en getooid met juwelen en andere versierselen. Dit beeld is daarop voorgesteld als de beschermster van onze straat. Achter haar bevindt zich de O.-L.-Vrouwkerk, waarin dit beeld wordt bewaard en vereerd.
HET HEILIG OLIESEL
De kleur voor dit sacrament is groen, de kleur van de hoop. Als symbool staat er een anker, dat de redding brengt. De hoofdfiguur is Pater Damiaan De Veuster (1840-1889). Hij was geboortig van Tremelo en trok naar het eiland Molokaï om er de melaatsen bij te staan. Hij zelf stierf er van deze vreselijke ziekte bij het verzorgen van de melaatsen. Zijn stoffelijk overschot werd in 1935 naar ons land overgebracht en ligt begraven in de kerk van de H.H. Harten (Picpussen) te Leuven. Het lag in zijn bedoeling de melaatsen op de goede dood voor te bereiden. Ook staat er St.-Jozef, patroon van de goede dood.
GODS HEILSPLAN
Het achtste raam is deze van Gods Heilsplan. De sacramenten dienen tot heiliging van de mensen en vormen dus een onderdeel van Gods algemeen plan. Van onder naar boven zien we de schepping, zoals ze verhaald wordt in het proto-evangelie,
ofwel in het boek Genesis. Daarna komt de zondeval van de eerste mens. God belooft echter een verlosser. Toch blijft de wereld zondig en God wil alles verdelgen, vandaar de ark van Noë, voorafbeelding van de Kerk. God sluit echter een verbond met de mensen, gesymboliseerd door de regenboog. Gods verlossing komt nader en we zien de stamvader Abraham met Isaac, reeds een voorafbeelding van het offer van Christus. Mozes leert ons de wet van God in de 10
geboden en de profeet Isaïas is de grote dominerende figuur, de enige weg tot eeuwig leven. Boven deze figuur zien we zijn kruisdood en zijn verrijzenis, waardoor we langs de Kerk in de
hemel kunnen komen. De Kerk is verzinnebeeld door de figuur van St.-Petrus. Van de hemel wordt ons het hoogtepunt van de eeuwige zaligheid voorgesteld door een symbolisch beeld van de H. Drievuldigheid: een kruis als God de Zoon, een hand als God de Vader en een duif als God de H. Geest. Bij de inzegening in 1957 prijkten deze acht ramen in de kapel. In 1967 werden er nog de
volgende vijf ramen geplaatst om aan de kapel nog een mooier uitzicht te geven.
DE GOEDE HERDER
Boven de ingang van de kapel wordt in een groot cirkelvormig raam de Christusfiguur voorgesteld, getooid in een prachtig rood gewaad, die zowel door het hoog gestalte als door de uitdrukking van het wezen, een diepe indruk maakt. Met een innemende blik staat de goede Herder tussen een grote troep schapen. Door deze symbolische samenstelling wordt de parabel uit de bijbel voorgesteld en uitdrukking gegeven van waarachtige goedheid en vertrouwen. De Christusfiguur wenkt de mensen tot Hem te komen en is er als het symbool van de Opperherder van de Kerk en van de gelovigen.
O.-L.-VROUW VAN SCHERPENHEUVEL
Enig aantrekkelijk is het kleiner raam aan de rechterzijde van de ingang. Daarop prijkt het beeldje van O.-L.-Vrouw van Scherpenheuvel. Dit mag zeker een prijzenswaardig idee genoemd
worden. Het is immers aan de St. -Annakapel , dat sinds 1810 telkens het vertrek werd gegeven voor de bedevaart.
Het genadebeeldje is er heel fijn voorgesteld: gehuld in zijn
lichtblauwe mantel, daar rond een gevlochten bloemenkrans en op de achtergrond het liefelijk beeldje in een frisse omlijsting. Voor de bedevaarders naar Scherpenheuvel zal dit beeldje steeds de herinnering opwekken aan hun lange tocht en ertoe bijdragen de devotie tot hun gezegende patrones nog verder te doen toenemen. De plaatsing van dit raam is dan ook door de broederschap ten zeerste gewaardeerd, om hierdoor de bedevaart levendig te houden, met de daaraan verbonden devotie. Eertijds werd de bedevaart ingezet met een Eucharistieviering in de parochiekerk, waarna het vertrek geschiedde aan de kapel. Sinds 1968 gaat deze voorafgaande kerkelijke ceremonie door in de kapel zelf te 12.15 uur, met daarna onmiddellijk het vertrek.
PAUS JOANNES XXIII
Aan de linkerzijde achteraan bij de ingang prijkt het glasraam van deze roemrijke figuur van de Rooms-Katholieke Kerk. Hij was de grote paus van het Vaticaans Concilie en het hoofd van de
Kerk vanaf het jaar 1958 tot 1963. De beeltenis van deze grote kerkvoogd blijft voortleven, omdat hij in het kerkelijk leven een onvergetelijke rol heeft gespeeld en wiens nagedachtenis
zal geëerd blijven.
SINT-PIETER
Naast het hoofdaltaar rechts prijkt het raam met de prins der apostelen, die door Christus als opperherder van de kerk werd aangesteld. Sint-Pieter is ook de patroon van de steenbewerkers.
Daar de kapel hier staat midden de steenbewerkersplaatsen van de steenbakkerijen, is deze afbeelding van St.-Pieter hier zeker op zijn plaats. In zijn hand draagt hij de sleutel. Christus heeft hem gezegd: “Ik zal U de sleutels geven van het rijk der hemelen en al wat gij op aarde zult binden, zal in de hemel gebonden zijn en al wat gij op aarde zult ontbinden, zal ook in de hemel ontbonden zijn”.
H. FRANCISCUS XAVERIUS
Aan de linkerzijde van het altaar staat op een glasraam de grote figuur van deze geloofsprediker. Het was een Spaans edelman die Franciscus heette. Hij werd geboren op het kasteel Xaverius nabij Pampeluna op 7 april 1506. Hij studeerde aan de hogeschool van Parijs, samen met Ignatius van Loyola, de latere stichter van de orde der Jezuïeten. Deze bracht Franciscus tot nadenken. Hij was een der zes eersten die zich bij de stichter van de orde aansloten. Eerst was
hij werkzaam te Rome, maar werd door Ignatius naar Oost-Indië gezonden. Daar verkondigde hij twaalf jaar het evangelie. De kusten van Voor- en Achter Indië, de Molukken, Ternate, het grote eilandenrijke Japan, zagen hem achtereenvolgens aan het werk met prediken en het verrichten van wonderen. Honderdduizenden heeft hij met eigen hand gedoopt, kerken werden door hem opgericht. Hij was gereed om China binnen te treden, toen hij eenzaam en verlaten
stierf op het eiland Sancian, in het zicht van de kust, op 2 december 1552. Hij was 46 jaar. Op de achtergrond van het raam zien we een Indisch landschap met `n pagode, terwijl hij het doopwater uitgiet over het hoofd van een inboorling. Dit raam is geplaatst ter ere van de schenker van de kapel, die de naam draagt van deze heilige.
Achteraan naar buiten zijn er de steenbakkerijen.
AAN HET ALTAAR
Naast deze mooie glasramen is er een mooi hoofdaltaar. Op de deur van het tabernakel staat in koperdiepdruk een pelikaan, symbool van goedheid en liefde en die wijst op Christus. Er staan zes koperen kandelaars en op het altaarblad staat de godslamp. Een massief koperen kruisbeeld staat bovenaan. Op het koor bevinden zich een mooi houten altaar, een zitbank en een koperen lezenaar. Aan de linkerzijde staat er een marmeren doopvont met gewijd water en een hoge kandelaar met de paaskaars. Er is ook een orgel om de gezangen te begeleiden. Een oud wit stenen Mariabeeld heel vooraan staat aan de rechterkant. In een staander rechts op het koor branden een aantal kaarsen tijdens de diensten.
EREDIENSTEN
Van zodra de kapel op 15 september 1957 was ingezegend, werd op zondag en op de geboden feestdagen de Eucharistieviering ingesteld, telkens om 9 u. De inwoners van de wijk en ook
van daarbuiten, zijn er steeds aanwezig om door gezamenlijk meebidden en zingen een liturgische ceremonie te kunnen beleven. De gelegenheid voor die ware belevenis wordt mogelijk
gemaakt door het aanbieden van de verschillende teksten, zowel voor het samen bidden als voor het samen zingen. Aan de kapel is ook een koster, een lector en een organist verbonden, die instaan voor de goede begeleiding. De eerste bedienaar van de kapel was E.H. Hulselmans, daarna E.H. Verbruggen en vervolgens E.H. Van der Aa, onderpastoors van de parochie. De feestdag van St.-Anna op 26 juli wordt telkens plechtig gevierd met een Eucharistieviering
en de verering van de H. Relikwie. Ook wordt dan het loflied gezongen ter ere van de H.Anna, op tekst van A. B. en naar de zangwijze van het lied: “De Rode Roos van Jezus’ Harte
Wonde”.
LOFLIED TER ERE VAN SINT – ANNA
Sint Anna zoet, o Moeder van Maria
Door ons bemind, hier eeuwen lang vereerd,
Wij bidden U, geef ons uw milde zegen,
Waak over ons, uw naam blijve geëerd.
Keervers: O Moeder Anna, hoor onze beê,
Schenk ons genaden, breng ons uw vreê. (2)
Wij groeten U om al uw schone deugden,
Het waar geluk in `t heilig huisgezin, Wij
vieren U om al uw grote vreugden, Zij
sieren U om heel uw vrome min.
Zie neer op ons, Gij lieve goede Moeder,
Zegen uw volk, U blijven w’ altijd trouw, Geef
ons uw hulp, en wil ons steeds geleiden, Wij
bidden U, o goede lieve vrouw.
Op Allerzielendag wordt `s avonds in de kapel een H. Mis opgedragen voor de overledenen van de wijk en inzonderheid dan voor de afgestorvenen van het voorbije jaar. Ook werden er reeds
kinderen gedoopt en huwelijken ingezegend. Tijdens de meimaand is er ook een avond voor de Mariaverering.
EEN KLOK VOOR DE KAPEL
In 1967 was het 10 geleden dat de nieuwe kapel werd ingehuldigd en voor de eredienst opengesteld. Dit heuglijk feit diende dan ook herdacht om er een heuglijke viering van te maken.
Het kapelcomité, bestaande uit E.H. Verbruggen, Armand Bal, André De Decker, Walter Van Oosten en Paul Wuyts opperde het idee om ter gelegenheid van deze herdenking in het torentje een klok te laten aanbrengen. Dit zou er toe bijdragen de kapel hiermee te verrijken en om de gelovigen van de wijk op te roepen voor het Eucharistie vieren. Voor deze onderneming werd contact opgenomen met de klokkengieterij Sergeys te Leuven en na tal van gedachtewisselingen en zaakrijke besprekingen, werd toen beslist en klok te bestellen, aangepast aan de ruimte van het torentje. Deze zou 95 kg wegen en 52 cm doormeter hebben, gegoten in extra brons en worden voorzien van een passend opschrift.
Om de aankoop hiervan te bekostigen, werd beroep gedaan op de medewerking en de liefdadigheid van de inwoners van de wijk Hoek en de Kapelstraat, ingezetenen en gekende personen van de parochie en de verschillende godsdienstige genootschappen en christelijke organisaties.
Deze oproep werd zeer gunstig beantwoord, zowel door de inwoners van de wijk als door zoveel andere bereidwillige mensen. De ontvangen gelden overtroffen alle verwachtingen,
zodat de klok er zeker kon komen. Met het overschot van de geschonken bedragen konden nadien nog enkele nuttige voorwerpen worden aangekocht: een nieuw eikenhouten altaar voor het koor om de Eucharistievieringen te laten doorgaan naar de nieuw voorgeschreven ritus, een houten zitbank, kandelaars voor dit altaar, een kruisbeeld, waskaarsen, ampullen en misboekjes
voor de gebeden en de gezangen.
Op zondag 3 december 1967, na contact te hebben genomen met het bisdom, had de plechtige inzegening van de nieuwe klok plaats en werd ook het nieuwe altaar gewijd. Deze ceremonie werd voltrokken door Monseigneur Eykens, Vicaris van ons bisdom, bijgestaan door deken De Bisschop en E. H. Hulselmans, pastoor van de parochie van het Onbevlekt Hart van Maria te Aartselaar en eerste bediener van de kapel. Als meter van de klok trad op mevrouw Clementina Wuyts – Coppens en als peter Armand Bal.
Monseigneur hield na het evangelie van de Eucharistieviering de homilie om hierover zijn dank te betuigen voor de gedane inspanningen en om tevens zijn gelukwensen aan te bieden voor het
voorbeeldig werk dat hierdoor werd verwezenlijkt. De nieuwe klok stond mooi versierd opgesteld vooraan in de kapel. Tijdens de plechtigheid werden op het hoogzaal de gezangen uitgevoerd door het knapenkoor van de Voorbereidende Afdeling van het O.-L.Vrouwcollege, onder leiding van de heer Edward Van Ranst.
Als aandenken werd aan alle aanwezigen een prentje uitgereikt, waarop volgende tekst te lezen stond:
Ik heet Anna
Als U mij hoort over loodsen en gelagen,
Roep ik U op tot de dienst van de Heer,
Met mijn klanken wil ik U altijd behagen,
Luister naar mij en bid Gode ter eer.
Aandenken aan de plechtige inzegening
van de klok in St Annakapel door Mgr Eykens
Meter: Mevr. Clementina Wuyts – Coppens
Peter: Heer Armand Bal
Boom, 3 december 1967.