Uit dit verhoor blijkt nog eens, dat wij de gebeurnissen van Boom bij den eersten inval der Republikeinen, juist hebben aangehaald, gelijk zij wezenlijk zijn voorgevallen. Doch het bleef er niet bij in de gemeente, bij al de reeds aangehaalde verwoestingen en rooverijen. Buiten den reeds genoemden Pieter Vermeylen, steenbakker te Boom, man van Maria Elisabeth Van Reeth, werden er anderen nog ten hunnen huize dood geschoten.
Wij kunnen nog noemen :
-Melchior De Wagter van Boom, 5o jaren oud, zoon van Pieter en van Catharina Ceulemans, man van Petronella Cops.
-Maria Theresia Verheyden van Boom, oud 68 jaren, dochter van Waltherus en van Catharina Hellemans, weduwe van Franciscus Hellemans. 1Deze bijzonderheden ontdekten wij ten gemeentehuize van Boom, tusschen de overlijdensakten der parochie. J. F. Van Minderhout. J. C. L., herder genoemd in die bedrukte tijden, schreef ze later in op het parochiaal Register.
Deze drie aangehaalde slachtoffers, door de razende soldaten vermoord, werden ‘s anderendaags te 3 uren namiddag, in ‘t bijzijn der Patriotten, te Boom begraven. Verscheidene Jongens, volgens sommigen 34, onder welke Filip Quarteer en zekere Wouters van Boom zich bevonden, werden krijgsgevangen genomen en in de gendarmerie opgesloten. Gansch de gemeente werd afgeloopen en aan moorderij zoowel ais aan plundering ongenadig ten prooi gegeven. Doch wie zal zeggen hoevele vijanden onze vurende Jongens op hunne beurt, van uit de huizen bijzonderlijk, hebben neergeveld.
De razende woede door de Republikeinsche krijgers hier wederom aan den dag gelegd, schijnt met zekerheid te kennen te geven, dat zij ook gevoelige slagen hebben gekregen. Buiten de twee gesneuvelde gendarmen, weten wij dat de bijzondere Commissaris Gengoult gekwetst werd en in den namiddag kreeg een sergeant-majoor der Franschen eenen geweerkogel in het been. Anderen nog werden getroffen, want, zooals wij zien zullen, de chirurgijn Van Den Herreweghe arbeidde den volgenden nacht aan het vermaken hunner wonden. Gelijk wij hooger gezien hebben, het Fransche korps te Boom aanwezig was niet aanzienlijk, en kon, de plaatselijke machten met de gendarmen er bij gerekend, rond de honderd kampers tellen. Ook was de gezagvoerder Mazingant uitermate beducht. Aanhoudend vreesde hij, dat de aanzienlijke korpsen der brigands, in de onmiddellijke gebuurte gelegerd, op de gemeente zouden aanrukken en zijne afdeeling overrompelen. Daarom alleen was het, dat de Fransche krijgsoverste onmiddellijk na de woeste plundering en moorderij, door zijne soldaten gepleegd, al het volk dat onder zijn gebied stond op het kerkhof vergaderde, om er als in eene soort van versterking en onder de bescherming zijner kanonnen zich zooveel mogelijk te beveiligen tegen eenen mogelijken aanval.
En wanneer hij tegen den avond, rond 5 uren, met zijne kanons aan het hoofd, eenen korten uitval waagde tegen de brigands, op de baan van Antwerpen, dicht hij de gemeente aanwezig, dan ontsnapten hem teenemaal de krijgsgevangenen, die hij in de gendarmerie2Het was de pastorij, die voor gendarmerie diende te Boom. had opgesloten. Die op eigen krachten er niet uit geraakten, werden er door de Boomsche burgers uitgehaald en op vrije voeten gesteld.

Gansch den nacht bracht de Fransche afdeeling op het kerkhof over, en de politiecommissaris Van Den Herreweghe, die heelmeester was, moest zijne zorgen wijden aan hare talrijke gekwetsten. Geheel den nacht ook hoorden de Republikeinen te allen kante in den omtrek de stormklok kleppen ; hare tonen lonken hun akelig in de ooren; zij waren onderricht dat aanzienlijke legermachten van Brigands in aantocht waren, en nauwelijks was de dag in de lucht, of Mazingant en Conroux trokken in alle haast met hun korps terug op Antwerpen. De beangstigde ambtenaren en Republikeinen hadden hen vurig gesmeekt, nog enkel ééne uur te Boom te verblijven, om hun aldus ook eene veilige vlucht te verzekeren. Zoo dringend was de nood, zoo prikkelend de vrees van door het Jongensleger overrompeld en van hunne kanons beroofd te worden, dat zij zelfs die lichte vertraging aan hunne vrienden niet durfden verleenen en ze ongenadig in den steek moesten laten. Ook duurde het niet lang, of de Republikeinsche ambtenaren waren in hunne vlucht allen geknipt.
De Commissaris van ‘t Directorium te Boom, Gengoult-Kuyl, werd door de Jongens van Heffen opgevischt, terug naar Boom gebracht en er in ‘t gevang opgesloten. De sekretaris Nadreau wilde te Willebroeck geraken, doch van alle kanten omringd van Jongens, kwam hij eindelijk te recht op de baan van Mechelen. De Vaderlanders van Heffen vatteden hem in de nabijheid dezer stad en brachten hem insgelijks naar Boom. Hij werd er gekerkerd en den 24 October naar het gevang van Bornhem overgevoerd. De policiecommissaris Van Den Herreweghe, die zich op zijne vlucht versteken had in het lusthof van den burger de Cricqui, werd aldaar den 23 October aangehouden. Op zijne beurt naar Boom geleid en onder de bewaking eener Jongenswacht in zijn huis opgesloten, verkreeg hij ‘s anderendaags van den bevelhebber Quarteer de toelating om zijne gade, die ging moeder worden, op het aangeduide lusthof te gaan bijstaan. Den volgenden dag, 25 October, wanneer de kanonnen der Franschen volop bulderden te Boom, vluchtte hij met haar over Contich naar Antwerpen. Andere ambtenaars nog, Gengoult bij voorbeeld, de broeder van den Commissaris van Boom en Willem Heylaerts, de bijgevoegde-sekretaris der Municipaliteit, die bij Van Den Herreweghe inwoonde, ondergingen hetzelfde lot.
Doch allen werden in het gevang met menschlievendheid behandeld en ongedeerd geraakten zij los bij den tweeden inval der Franschen, op den reeds aangeduiden 25 October. Het is waar, de verbitterde Jongens hadden, toen zij hunne gevangenen naar den kerker leidden, hen wel eens met vuist en voet begroet en hun het plat van
den sabel op den rug gelegd ; zij hadden de uitvoerders der goddelooze wetsverordeningen van den tijd wel eens in hunne rechtmatige verbittering toegesnauwd, dat zij als echte duivels der bel, geen kruis lijden konden noch eene kerk, voor ‘s Heeren dienst geopend; zij hadden den Republikein Madreau van geld, pistolen, mantel en horlogie ontlast, nadat zij de gulzige Republiek achtereenvolgens het geld van het uitgeperste volk hadden zien opslurpen en al wat kostbaar was ontrooven en wegvoeren ; doch bij deze luttel hinderende en betrekkelijk zachte betoogingen was alles gebleven, en gelijk wij gezegd hebben, met ongedeerden huide kwamen er de Republikeinsche schuimers van af. 3Zie voor al deze feiten de verslagen van Nadreau, Gengoult- Kuyl en Van den Herreweghe, Archives Provinciales d’Anvers, Insurrection de l’an VII, I108 40-142-251 et 253.
Al de aangehaalde bijzonderheden over den eersten tocht der Republikeinen op Boom zijn volkomen echt en berusten meestendeels op de getuigenis zelve der Fransche ambtenaren. Zij geven klaar en duidelijk te kennen dat die tocht wezenlijk ellendig was, dat de aangewende poging der Franschen mislukte en gekroond werd door eene algemeene en haastige vlucht. Ten andere, Mazingant en Conroux, weergekeerd te Antwerpen, verklaren v66r het departementeel bestuur, den 22 October, dat zij te Boom genoodzaakt waren hunne legerplaats op het kerkhof te nemen. Zij bekennen uitdrukkelijk, dat hunne pogingen ijdel zijn geweest en dat er meer aanzienlijke krijgsmachten noodig zijn, om de Brigands te verjagen.4Vu le petit nombre de nos soldats, zoo bekennen uitdrukkelijk Mazingant en Conroux v66r het Departementeel Bestuur, in de zitting van 1 Brumaire (22 October), nous avons été obligés de bivouaquer sur le cimetière. Une force plus considérable est nécessaire dans ce canton, pour expulser entièrement les rebelles. — Archives Provinciales d’Anvers, Registre des séances de l’administration départementale, séance du 1 Brumaire an VII. Ten andere, ziehier wat de Municipalen van Boom het jaar daarna, aan het Departementeel Bestuur verklaren nopens dezen eersten inval der Franschen in de gemeente: « Boom werd toen » overweldigd door eene menigte van gewapende brigands, die
als geregelde troepen marcheerden en aangeleid waren door krijgsoversten, uit den vreemde daartoe aangekomen. Zoo klaar blijkelijk overtroffen zij de Republikeinen in de krijgsmacht, dat Mazingant met zijne 50 voetgangers en 30 dragonders het niet wagen durfde te Boom te blijven, alhoewel de burgers het zoo vurig van hem afsmeekten. — Archives Provinciales d’Anvers, Insurrection de l’an VII, no 659
En na dit alles, durft de Fransche krijgsoverste Mazingant, hierin het voorbeeld getrouw van al zijne ambtgenooten van dien tijd, zijn verslag opmaken, alsof hij met zijne kanons te Boom maar had te verschijnen, om de Vaderlanders uiteen en volkomen plat te slaan!… 5Zie Archives Provinciales, Insurrection de l’an VII, no 40.Onmiddellijk om zoo te zeggen na den verhaasten aftocht der Franschen, trokken de Vaderlandsche strijdmachten volop de gemeente Boom binnen en plaatsten zij er voor goed het hoofdkwartier van den opstand. Uit geheel den omtrek, ook uit Klein-Brabant, kwamen er de compagnieën van Jongens talrijk aan, zoo verre, dat de bevelhebber Melchior Quarteer welhaast meer dan 1500 kampers onder zijn gebied had.