TWEEDE INVAL DER FRANSCHEN TE BOOM.
Gelijk wij reeds gezegd hebben, de vaderlandsche strijders, onder het opperbevel van Melchior Quarteer, bezetteden ten getalle van 1500 ten minste het gewest van Boom, en het hoofdkwartier was in die gemeente zelve gevestigd. Aan de brug van Waelhem ook en rond Mechelen, hadden zij bij tal post gevat en van daar gaven zij de hand aan het naburige hoofdkwartiervan Duffel en aan de bezetting van Lier. Het kon niet lang duren, of de Franschen zouden hun, te Boom, te Waelhem en Mechelen bijzonderlijk, deze zoo belangrijke
standpunten, op de baan van Antwerpen naar Brussel gelegen, met versterkte legermachten komen betwisten.
Gelijk de bestierder van de Posterijen het kwam getuigen in de zitting van het Departementeel bestuur van Antwerpen op 3 Brumaire, 24 October, de rechtstreeksche gemeenschap met Parijs was afgesneden; de koerier was te Waelhem aangehouden en naar het hoofdkwartier van Boom gebracht. Hatry, de oppergeneraal in Holland, kreeg geene brieven meer van den Minister van Oorlog, en zijne meedeelingen aan den overste van ‘t leger gezonden, bleven ook onderweg.
Langs den kant van Vlaanderen, in het gewest der monding van den Rupel, was de gemeenschap al even onveilig. Aanhoudend kwamen er aldaar Jongenskorpsen uit het Departement der Schelde den Stroom over, en het vaderlandsch leger versterken in ‘t Departement der Beide-Nethen. Reeds den 19 October had het Departementeel Bestuur van Antwerpen te Vlissingen eene afdoende zeemacht gevraagd, om tusschen Schelle en Rupelmonde het overzetten te beletten. Gelijk wij reeds bestatigd hebben, was in den nacht 22-23 October eene kanonsloep uit de Scheldestad naar het aangeduide punt opgevaren. De bevelhebber dezer sloep mislukte teenemaal in zijne pogingen en vernam na korten tijd, dat Castagnies met een eskader uit de Noordzee ging aankomen.
Deze generaal was voorzien van een oorlogschip (corvette) van 18 kanons, alsook van eene kanonsloep.
Een tweede oorlogschip van 16 kanons met nog eene andere sloep zou zonder uitstel uit Vlissingen hem nog komen bijstaan.
Ten gevolge dezer voor de Republikeinen zoo gelukkige versterking, kon de kanonsloep van Antwerpen welhaast naar de haven weerkeeren, om aldaar hare taak waar te nemen. 1Zie voor deze bijzonderheden, Registre des séances de l’Administration Départementale d’Anvers, le 1 et 2 Brumaire an VII, aux Archives Provinciales. Zie nog op dezelfde plaats, Insurrection de l’an VII, no 187, lettre du Commissaire Central d’Anvers au Ministre de la Police le 6 Brumaire, waarin onder andere te lezen staat: « les rebelles à Boom l’évacuèrent. Les révoltés du département de l’Escaut, grossis par ceux de Boom, se montraient en grand nombre sur l’autre rive. Tandis qu’ils attaquaient Laurent à St. Nicolas, une première tentative, faite par la chaloupe canonnière de cette commune, pour les chasser de leurs positions, ne réussit pas. Mais j’apprends en ce moment, qu’une corvette de 18 canons est arrivée avec Castagnies etc. » Zie ook Archives du Ministère de la Guerre, Paris, correspondance de l’armée de Batavie, chemises du 26 et du 28 Octobre 1798.
Ééne zaak is hier volkomen zeker. De krijgers der zeemacht, die in den avond van den 25 October uit Vlissingen aankwam en aan de monding van den Rupel post vatte, hebben, en zelfs in ruime maat, de kolom van Boom gesteund in de verschillige botsingen, die aldaar in in den omtrek plaats grepen. Het bewijs is voorhanden in de zitting van het Departementeel Bestuur van 6 Brumaire, 27 october. De bestuurders betoonen hunnen innigen dank, zoowel aan Castagnies, den dapperen bevelhebber, die de hem toevertrouwde
troepen met zulken gelukkigen uitval tegen de brigands had aangevoerd, als aan Bourdon, den agent van het zeewezen. Doch waarin bestond nu die zoo gelukkige uitval? Waren de korpsen van Quarteer teenemaal verpletterd door toedoen van Castagnies? Verre van daar !

De alarmkreten van Béguinot na de gevechten van Boom en Waelhem zullen ons later het tegenstrijdige bewijzen. Ten lande, heeft de tocht der Republikeinen op Boom geenen beslissenden uitslag opgeleverd. Enkel is Castagnies met zijne zeemannen juist op het geschikte oogenblik aangekomen, om de zoo toenemende gemeenschap met de Vlaandersche muiters af te breken, of ten minste te doen afnemen.
In zekere maat dan, in het verhinderen namelijk dier wederkeerige gemeenschap der Jongens van de Beide-Nethen met hunne Vlaandersche broeders, die op dit oogenblik zoo talrijk opkwamen en den Franschen zooveel spel leverden, heeft de krijgsmacht van Castagnies, aan de monding van den Rupel ten minste, grootendeels haar doel bereikt.
Doch niet overal waren de Republikeinen even gelukkig in dit gewest en de zegekreet door het Departementeel Bestuur, den 27 October aangeheven, belette niet, dat op denzelfden dag Kapitein Pradier met zijne troepen van Waelhem op Willebroeck en vandaar op Boom moest aanrukken, om er zijnen gezel, kapitein Lamaire, bij te staan. ‘t Was voorwaar geén plezierwandeling, die Pradier op dit oogenblik den post van Waelhem deed verlaten. Doch geven wij hier eerst de karige bescheiden, die wij nopens de gevechten van Boom hebben kunnen inwinnen in het archief van ‘t ministerie van oorlog te Parijs. Onze inlichtingen, helaas! zijn wederom fel onvolledig; de heldendaden der strijdende Jongens worden naar gewoonte in het donker geschoven en de tweede tocht der Republikeinen op Boom, evenals de eerste, wordt onder hunne pen eene echte triomfmarsch.
Doch zoeken zullen wij en geenen arbeid sparen, om hier zoowel als elders, den zwaren sluier over de waarheid geworpen, gedeeltelijk ten minste, opgelicht en van kant te krijgen.
Ziehier de bescheiden van het aangeduide krijgsarchief
van Parijs :
Armée d’Angleterre, Chemise du 28 Octobre 1798, berust een schrijven van den generaal Bonnard aan den Minister van Oorlog, den 7 Brumaire (28 October) gezonden, waarin deze bevelhebber der 5 Departementenhet volgende zegt « Generaal Béguinot laat mij
ook weten, burger minister, dat de verschillende kolommen, door hem uitgezonden, vele overwinningen op de brigands hebben behaald; namelijk te Boom, op de baan van Antwerpen naar Mechelen gelegen en hoofdkwartier hunner strijdmachten. Onze troepen hebben er tot op het einde van den dag van gisteren (27 October) gevochten ; gansch den nacht van den 26 tot 27 October heeft de strijd voortgeduurd, en op den duur zijn zij kunnen meester blijven van dit standpunt, dat uiterst belangrijk is.
Correspondance de l’Armée de Batavie, chemise du 28 Octobre, schrijft Hatry, den 7 Brumaire jaar VII, (28 October) uit den Haag aan den Minister van Oorlog te Parijs o. a. het volgende : Ik heb u verwittigd, dat ik generaal Desjardin van Bergen-op-Zoom met voetvolk en jagers te paard naar Antwerpen had gezonden, dat eene compagnie vliegende schutters uit Holland op Breda was afgezakt, om hem te gaan bijstaan in zijne krijgsbewerkingen en dat hem ook nog 4 vuurmonden uit het kanonspark (parc de réserve) waren verleend. Desjardin laat mij weten, dat hij den 25 October generaal Durutte met een bataljon heeft doen aanrukken op Lier (Departement der Beide Nethen), dat de oproerigen uit de stad zijn verdreven en dat hij er meester van gebleven is. Eene andere sterke afdeeling is naar den post van Waelhem, op de Nethe, getrokken en is ook meester gebleven van de brug. Twee compagnieën grenadiers en eene afdeeling jagers zijn aangerukt op Boom, het hoofdkwartier der opstandelingen, waar ten minste 600 brigands aanwezig waren.
Met verlies werden zij er uitgedreven. Deze drie aangeduide korpsen moeten samen handelen, onder bevel van den adjudant-generaal Durutte ; zij moeten langs de Nethe (Rupel) afzakken tot aan zijne monding, de muiters voortdrijven tot in den hoek, door de Scheide en de Nethe (Rupel) gevormd. Eene kanonsloep moet de Schelde opvaren tot aan de monding der Nethe (Rupel), om den oproerigen het wijken af te snijden. Durutte moet overeenkomen met Béguinot, die te Brussel is.
In ‘t vervolg van zijnen brief wijst Hatry op zekere krijgslist, die de zoogezegde brigands in het aangeduide gewest van Boom en gansch België door aanwenden. Wanneer namelijk de Republikeinsche troepen meester zijn van het terrein, dan laten de muiters hen gerust voorbij trekken. Zij keeren terug naar huis en werk, verdwijnen teenemaal, en verbergen hunne wapens, zoolang de Fransche legermachten aanwezig blijven. Doch deze eens uit de voeten, dan komen zij oogenblikkelijk huis en veld uit en schieten afzonderlijk al wat Fransch is omver.
Correspondance de l’Armée de Batavie, chemise du 31 Octobre, Bulletin Historique, wordt nog het volgende gezeed: De divisie-generaal Desjardin, die te Antwerpen was gebleven, deed tijdens zijn verblijf, de oproerigen in de gemeente Boom verslagen door de troepen, die hem te Antwerpen nog overbleven en eene afdeeling der 15de half-brigade kwam post vatten aan de brug van Waelhem.
Wij gaan nu uit de aangehaalde bescheiden, alsook nog uit de andere oorkonden, die wij konden ontdekken, den tweeden inval der Republikeinen te Boom, zooveel ons immer mogelijk is, trachten op te helderen. Zooals te lezen staat in het Register der zittingen van het Departementeel Bestuur te Antwerpen, de generaal Desjardin verscheen vóór de vergaderde bestuurders den 3 Brumaire (24 October). Hij verklaarde hun, dat hij met Hatry te Vlissingen was, toen hij het oproer vernam. Onmiddellijk had hij, om te beginnen,
eene afdeeling der 49ste half-brigade, rond de 1200 man sterk, naar Antwerpen gezonden. De bestuurders hielden hem daarna voor, wat er te Lier, Duffel, Waelhem en Boom gaande was. Na de zaken in alle opzichten besproken en beschouwd te hebben, verklaarde Desjardin, dat de generaal Durutte onverwijld ging aankomen en zich aan het hoofd stellen zou der beschikbare hulptroepen. Men kwam overeen, dat er eene afdeeling op Boom zou aanrukken ; de bijzonderste kolom zou onder het bevel van Durutte op Lier trekken, van daar rechtstreeks naar Duffel en zoo op Mechelen. Men gaf Desjardin de verzekering, dat Castagnies, de bevelhebber der scheepsmacht, tusschen Schelle en Rupelmonde op de Schelde zou aanwezig zijn met zijn eskader.
Eenige oogenblikken later verscheen Durutte voor het bestuur en in den nacht nog, na luttel uitrusten, vertrok hij met zijn korps op Lier.
Buiten de reeds aangeduide hulptroepen, was er ook eene sterke afdeeling der 15de half-brigade, bestaande uit 8 compagnien, van Holland aangekomen. Zij vertrok onder het bevel van kapitein Pradier, denzelfden nacht naar de brug van Waelhem, die ook door de Jongens bezet was.2Zie voor al de hier aangehaalde feiten, Correspondance de l’armée de Batavie, chemise du 26 Octobre 1798, Hatry le 5 Brum. au Ministre de la Guerre, chemise du 28 Octobre, le même le 7 Brum. au même; chemise du 3o Octobre, le même au même le 9 Brum.; chemises du 31 Octobre, troupes Françaises dans la République Batave et Historique par l’Adjudant- Général Durutte, Ministère de la Guerre, Paris Onderweg, tusschen Antwerpen en Waelhem en nabij deze laatste gemeente, werden de Republikeinen, alhoewel een sterk korps uitmakende, deerlijk afgetakeld door de Jongens. Zoo lezen wij in het Provinciaal Archief van Antwerpen, dat twee officiers, de genaamden Trotin en Clapier, door de Vaderlanders gevat, overgevoerd naar Boom en er in ‘t gevang gestoken werden. Bij hunne aankomst in het hoofdkwartier, ontlastten hen de Jongensoversten van gansch hunne krijgskleedij en bewapening, van uurwerk en geld, zoodat de rekening korts daarna door hunnen kapitein ingediend, voor den luitenant Trotin drie en vijftig guldens en veertien stuivers, voor den onderluitenant Clapier honderd vier en zestig guldens en negen stuivers bedroeg.
In het aangeduid Archief komen wij nog andere bewijzen tegen van de dapperheid der Vaderlanders. Op den zelfden tocht, werden onder andere nog twee grenadiers der 15de half-brigade, de genaamden Pommier en Lafleur erg mishandeld. Pommier werd in ‘t gevecht bijna dood geslagen door de Jongens; van Lafleur namen zij geweer, bajonnet, sabel, geheel zijne bewapening af. 3Zie voor eerste vangst van Republikeinen: Archives Prov. d’Anvers, Insurrection de l’an VII, no 654, Lettre de Pradier de Waelhem le 17 Brumaire au Général Lautour. Bij dezen brief is de nota gevoegd der schade door de geplunderde officiers geleden. Deze nota, den 6 Brumaire te Waelhem opgemaakt, begint aldus : état des effets pillés par les brigands le 4 Brumaire, aux citoyens Trotin lieutenant et Clapier sous-lieutenant de la compagnie.: Dus zijn zij geplunderd den 25 October, korten tijd voor dat de Republikeinen Boom zijn binnengerukt. Tusschen Antwerpen en Waelhem, in den vroegen morgen waarschijnlijk, had hunne aanhouding plaats. De tweede aanhouding van Republikeinsche soldaten op denzelfden tocht geplunderd, wordt verhaald Archiv. Prov. d’Anvers, ne 659. Op eene andere plaats nog van hetzelfde Archief, in de berichten van Spiette, Commissaris te Willebroek, zien wij, dat Jozef Peeters, de zoon van den brouwer van Blaesvelt korten tijd te voren, den 23 October, ook twee Fransche officiers nabij Mechelen aanhield. Zij meenden naar die stad te trekken, om er deel te maken van den krijgsraad, die de 41 gevangenen moest vonnissen. Peeters zond hen naar Boom, om in de gevangenis te zetelen.
Op zich zelven genomen, hebben de aangehaalde feiten, slechts vier Republikeinsche soldaten rakende, geene aanzienlijke beteekenis. Doch zij geven klaarblijkelijk een woedend gevecht te kennen en zij bewijzen, hoe hardnekkig en onversaagd onze Jongens de sterke korpsen hunner vijanden besprongen op hunnen tocht van Antwerpen naar Waelhem en Mechelen. Volgens den aangehaalden brief van Hatry, heeft de Fransche afdeeling de brug van Waelhem overmeesterd. Wij kunnen aannemen, dat de Jongens op den duur, hier gelijk elders, voor een alvernielend kanonvuur en voor korten tijd hebben moeten wijken. In den Boerenkrijg van Mechelen bl. 203-204 hebben wij gezien, dat de versterking door Mazingant den 25 October uit die stad naar Waelhem gericht, om er de kolom van Antwerpen bij te staan, tegen den avond van dien dag nog niet te Mechelen was weergekeerd.
Bijgevolg de zaak der Republikeinen liep niet van stapel te Waelhem. Daarbij, korts naderhand, den 28 October, kwam volgens den Register der zittingen van het Departementeel bestuur, de bestierder der Posterijen vóór den vergaderden Raad getuigen, dat de gemeenschap met Parijs nog altijd was afgesneden en dat de koerier volstrekt geenen doorgang had aan de brug van Waelhem. ‘s Anderendaags, den 29sten, was bet langs Gent, dat men eindelijk den koerier van Parijs ontving.