Terug naar overzicht jaarboek 1997-1998
door Broeder Paul Peeters
KERSTVERHAAL UIT HET ZONIËNBOS
Elsene, Kerstmis 1959
Dit Kerstverhaal werd speciaal door broeder Paul Peeters geschreven voor zijn neven en nichtjes. Ook wij mogen er mee van smaken.
Wacht, ik zal jullie nu vertellen wat er op die kerstnacht met Antje allemaal gebeurd is. Hoor eens! Buiten jaagt de wind, slecht weer voor Kerstmis. Maar hier is ‘t lekker warm, nietwaar ? Kom alle vier rond mij zitten, want het verhaal is lang en niet altijd plezant.
– Leentje hoe zit het met je tandjes ? Geen pijn meer ? Zie je wel ! Zo, heeft de dokteres er een zilverdraadjes overgespannen ? Laat zien ! Nou, jij mag hier vlak bij mij zitten – Watblieft, Dirk ? Valt ze altijd in slaap als ik vertel ? Wat doet dat ? Groot gelijk heeft ze; daarom vertel ik óók!
– Neen, zeker niet, Leentje; je slaapt niet elke keer. Zo, zijn we er? Hoor toch de wind ! Wie weet, wat jullie overgrootvader was, niet opa, wiëns portret in de gang hangt, maar die zijn vader ?
– Juist, boswachter in het Zoniënbos. Hij had een grote snor en brede bakkebaarden zo aan weerszijden van zijn gezicht, droeg een donkergroene jas met benen knopen en een groene hoed met een busseltje haar op, van een das of een gems, geloof ik.
– Een gems ?
Dat is een soort wilde geit uit de hoge bergen. Hij was in Oostenrijk geweest en had daar de toenmalige keizer op jacht gezien, Frans Jozef heette die; die droeg ook zo een baard en hoed en zijn generaal en ministers hetzelfde en allemaal dassenborsteltjes op hun hoeden. Wel, als ik klein was, vertelde overgrootvader ons dit verhaal, een beetje anders dan ik, maar het voornaamste moet toch echt gebeurd zijn. Toentertijd was het Zoniënbos nog merkelijk uitgestrekter dan nu; er waren nog geen brede straten, geen auto’s om erdoor te rijden en lawaai te maken en het wild te verjagen.
De Tronkenman was een oude boom, die de weerlicht eens half weggeslagen had en als je hem van één kant bekeek, geleek hij wel op een zatte man, daarom heette hij misschien zo en de weg ook.
Dat kan wel zijn, maar luister eerst eens naar het verhaal. Achter het bos ligt het kasteel van de graaf, midden in een uitgestrekt domein. Het wild wisselt, dit wil zeggen loopt van ‘t een bos over in ‘t ander, lijk de reeën die we eens achter ons over de weg zagen springen, weten jullie nog?
– Antje? Ja, wacht wat! Die was lijk ons Leentje zo een jaar of vijf oud. Ze woonde nogal ver afgelegen achter ‘t bos, met haar vader Pierejan en haar grootmoeder… Haar moedertje ? Gestorven, toen Antje nog maar één dag oud was, naar de hemel gegaan; ja.