DE ZWARTE DUIVELS (Karabiniers-Wielrijders)

HUNNE GESCHIEDENIS  

In 1911 gevormd uit de 4 Compagnies-Wielrijders van het Regiment Karabiniers wordt het Bataljon teruggebracht op 3 Compagnies bij de herinrichting van het leger, den 15e December 1913 en, onder den naam van Karabiniers-Wielrijders aan de Cavaleriedivisie toegevoegd.  

Later, wanneer in 1915 een tweede Bataljon Wielrijders gevormd wordt neemt het den titel van 1e Bataljon Karabiniers-Wielrijders.

Vertrokken uit Vilvoorde, den 3e Augustus 1914, op de tonen van vaderlandsche liederen snellen de Karabiniers-Wielrijders vanaf den 4e Augustus den vijand tegemoet, overal den weg versperrende aan de Duitsche cavalerie, zij toonen een zoodanige juistheid in hun schieten, een zoodanige vurigheid in de jacht op de Uhlanen, dat de vijand hen vanaf den 10e Augustus den naam geeft van “De Zwarte Duivels”.

Te Halen, den 12e Augustus, overladen zij zich met roem, door hunne heldhaftige hardnekkigheid.

Ten getalle van 210, bieden zij, vijf uren lang, aan eene geheele cavaleriedivisie, waarvan de stormloopen in de flank of de achterzijde er niet toe komen hen hunne stellingen te doen verlaten. Deze gedenkwaardige dag, die aan het Bataljon zijne eerste vermelding verschafte, kostte de helft van de in linie gebrachte manschappen.

Bij K.B. van 11 October 1930 werd de fanion van het 1e Bataljon Karabiniers-Wielrijders, om zijn prachtig gedrag te Halen, vereerd met het Kruis der Leopoldsorde.

Te Werchter, te Aarschot, Te Aalst, geeft het Bataljon blijk van denzelfden opofferingsgeest.

Binst den Slag aan den Ijzer helpt het mede aan de heldhaftige verdediging van den stroom, te Merkem, te Diksmuide, onder de bevelen van Kolonel Jacques en van Admiraal Ronarc’h, te Nieuwpoort met de Fransche 42e Divisie van Generaal Grossetti.

 De gevechten aan den Reigersvliet(6 en 8 maart 1918) verschaften aan het bataljon eene tweede vermelding voor den schoonen aanvalsgeest waarvan het blijk gaf in de tegenaanvallen die ons onze tijdelijk verloren stellingen teruggaven.

Dan kwam het Offensief in Vlaanderen. De overgroote vermoeienis overkomende, zijne te zwaar geladen velo’s voortstekende op onbruikbare wegen of over omgewoelde velden, moest het 1e Bataljon Karabiniers-Wielrijders overvloedig met zijn bloed het geluk betalen den vijand omver te werpen. Het ontzet Torhout den 17e October in den morgen, maakt vele krijgsgevangenen en dringt denzelfden avond tot aan de poorten van Brugge.

 Den 19e bij een nachtelijken aanval, verovert het de gemeente Knesselare en bemachtigt nogmaals krijgsgevangenen en mitrailleusen.

 Eindelijk, den 2n November 1918, achtervolgt het den vijand vanaf het afleidingskanaal tot op de boorden der vaart Gent-Terneuzen. Op 3 November verjaagt het den vijand uit Wippelgem en, met het 4e Regiment Lansiers, dwingt het hem zich op den rechteroever van gezegde vaart terug te trekken.

De fanion van het 1e Bataljon Wielrijders draagt de vermeldingen: Halen, Antwerpen, IJzer, Reigersvliet, Wippelgem en is versierd met het Kruis en den Nestel der Leopoldsorde.

2e BATALJON

Het 2e Bataljon Karabiniers-Wielrijders werd gevormd den 28n Januari 1915 door het samenvoegen der 3 Compagnies-Wielrijders, die zelf gevormd geweest waren in de eerste dagen van den oorlog, uit allerhande zeer verschillende eenheden: wielrijders der oude klassen van het 1e Bataljon, voetvolk van de 3e en 6e Legerdivisies, te voet gestelde cavaleristen en oorlogsvrijwilligers.

Deze compagnies hadden reeds deelgenomen aan de verrichtingen van het begin van den veldtocht, maar het is in het slijk van den IJzer en gedurende de lange perioden van de loopgraven der jaren 1915, 1916, 1917 dat het Bataljon een Korps wordt en zijn eerste traditiën verwerft. Onder het geleide van Majoor A.-E.-M. Dubois die het onder zijn bevel gehad heeft sedert zijne samenstelling tot in Januari 1919, werkte het onderscheidenlijk mede aan de verdediging van al de sectors van het Belgisch front: Knokke, met de 2e L. D.; Diksmuide, met de 6e en de 4e L. D.; Noordschoote-Lizerne, met de 2e L. D.; Blauwvoetbrug-Berkelhof, met de 4e L. D.; Steenstraat, met de 5e L. D.; Nieuwcappelle, met de 6e L. D.

Einde October 1917, bij het eerste Offensief in Vlaanderen, had het de eer, in samenwerking met den uitersten linkervleugel van het leger Anthoine, het schiereiland Luyghem-Vijfhuizen, te veroveren, ‘t eerste teruggewonnen stukje Belgischen grond.

Gedurende de eerste dagen van October 1918, is het te Oud-Stuivekenskerke. Het is in eerste lijn bij den aanval van 6 Maart en slaat dezen af terwijl zijne verkenners, met die van de Cavalerie divisie, aan het hoofd zijn van den tegenaanval der Jagers te paard, die de groote wacht van Reigersvliet terugnam. Het Bataljon werd voor dit wapenfeit op de Legerdagorder vermeld.

Eindelijk komen de groote overwinningsoffensieven van October 1918, en in de achtervolging kan het Bataljon opnieuw zijne rol opnemen van wielrijderstroep. Den 16e October, als voorwacht van de cavaleriedivisie, ten Noorden van Lichtervelde, bemachtigt het een mitrailleuse en gevangenen; dan, ‘s anderdaags, is het de vooruitgang, in volle snelheid, door de bevrijde gewesten.

Het komt veruit eerst te Jabbeke, steekt de vaart van Brugge over en neemt met geweld drie mitrailleusen en 25 gevangenen. Twee dagen later, vóór Knesselare neemt het deel aan den aanval tegen Maldegem, met de brigade Gidsen. De Duitschers besloten hebbende de linie op de afleidingsvaart der Leie te verdedigen, ontvangt het Bataljon den 21n October het bevel tot den aanval aan de Rapenbrug. Na een gevecht van twee uren gelukt het er in de vaart over te steken en er een bruggenhoofd in te richten, dat het gedurende twee dagen behield, niettegenstaande de menigvuldige tegenaanvallen der Duitsche « marinefusiliers ». Maar de gevechten van die laatste 10 dagen hadden 95 dooden en gewonden gekost, het vierde van zijne getalsterkte. Het was noodig het af te lossen door een troep voetvolk. Om dit feit verwierf het Bataljon eene nieuwe vermelding.

Na eenige dagen rust vertrekt het naar Gent en vecht voor Evergem. Den 10n November, te Eerstestraat, bij Eekloo, ontving het bevel om opnieuw vooruit te rukken, toen de wapenstilstand werd geteekend.

Het bataljon kreeg de toelating om den nestel in de kleuren van het Oorlogskruis te dragen en op 3 Juni 1919 ontving het, te Kleef (Duitschland), zijn fanion uit de handen van Luitenant-Generaal Lemercier.

Eindelijk, juist zooals het 1e Bataljon, werd het in 1924 ontbonden, en zijn fanion in het Legermuseum geplaatst.