Categorieën
Algemene geschiedenis Boom

Expeditie Mongolië Missionaris Louis Verstrepen Een episode uit het familie- en bedrijfsarchief Verstrepen

Over eigenaardige mensen

Voor heel wat mensen in de 19de  eeuw zijn verre reizen onmogelijk, wat niet betekent dat andere werelddelen niet tot de verbeelding zouden spreken. Ook voor Louis Verstrepen gaan er letterlijk en figuurlijk nieuwe werelden open. In de brieven is dan ook heel duidelijk te lezen dat niet alle fenomenen of zoals hij ze zelf omschrijft als eigenaardigheden, kunnen geplaatst worden.

We keren voor de beschrijving van enkele markante plaatsen heel even terug naar Lourdes. Lourdes dat omschreven wordt als “O hoe aangenaam is het toch te Lourdes te zijn. Neen een aangenamer oord is er niet op de wereld.”, staat bekend om zijn wonderbaarlijke genezingen.1Archief Verstrepen, Brieven van Louis Verstrepen, Brief 5.

Ook Louis Verstrepen is getuige geweest van zo’n genezing: “Verleden maandag is hier aan de grot eene vrouw genezen. Zij had den kanker in het lichaam en sedert vele jaren een lam been. Zij werd in het bad gedragen en stondt genezen op.”2Archief Verstrepen, Brieven van Louis Verstrepen, Brief 4

Hoe verwonderlijk deze genezing ook is, het past binnen het toenmalige katholieke referentiekader. Heel anders wordt de toon als ‘vreemde’ volkeren beschreven worden. Bij hun aankomst in Aden op 8 oktober 1885, zagen ze voor de eerste keer Afrikanen: “Nu stonden wij daar omringd van negers, zij zijn bijna pek zwart en van kleederen houden zij niet veel, een soort van mantel rond het lichaam en dat is bijna de gansche kleeding. Het vrouwvolk draagt eenen wol voor het gezicht.”3Archief Verstrepen, Brieven van Louis Verstrepen, Brief 8, blad 4.

Enkele dagen later in Colombo (Sri Lanka)wordt Louis Verstrepen eveneens getroffen door de kleding: “Kleermakers zouden hier geen groot fortuin kunnen bijeenrapen, want kleeren zijn hier van de mode niet. De zwerten draaien een witten of rooden mantel of zelfs maar eenen grooten neusdoek rond het lijf en zijn daarmee gekleed. De vrouwen dragen ringen en spelden in den neus en ooren.
Het manvolk draagt hier ook eenen krommen kam in het haar boven het hoofd.”4Archief Verstrepen, Brieven van Louis Verstrepen, Brief 9, blad 6.

Scherper nog is zijn oordeel over de stad Shanghai, die op het einde van de 19de eeuw onderverdeeld is in een Europese stad en een Chinese stad. Over deze laatste lezen we in de brieven: “De Chinesche stad is lijk alle andere chinesche steden: vuil, smerig, stinkend en zeer bevolkt.”5Archief Verstrepen, Brieven van Louis Verstrepen, Brief 12, blad 5

Veel neutraler is dan weer de beschrijving van een Mongool: “De Mongool is zeer herbergzaam, komt men in de tent dan schinkt men u seffens eenen pot melk, kaas en vleesch worden u opgediend. De Mongolen bewerken geen land, gansch hunne handel bestaat in ’t vee.

Zij eten niets dan melk, kaas, boter en vleesch, hebben zij wat geld dan koopen zij girst bij de Chinezen. Zij leven onder tenten en volgen hun vee waar er goed grasland te vinden is. De Mongool draagt altijd lange kleiren en botten.”6Archief Verstrepen, Brieven van Louis Verstrepen, Brief 32.

De beeldvorming over andere volkeren is dikwijls getekend door 19de eeuwse superieure Westerse gevoelens, maar geven een beeld van hoe er toen gedacht werd over ‘vreemden’. Dit is zeker niet alleen voor wat betreft volkeren, maar geldt in belangrijke mate voor anders gelovigen.