Categorieën
Begraafplaats Erepark

RELAAS TRAGEDIE FAMILIE VAN CAMP

INDEX EREPARK

 

Met dank aan Kurt Van Camp

Op woensdag 15 november 1944 was René Van Camp (°1914), mijn grootvader, aan het werk op een steenbakkerij in Terhagen, de oostelijke buurgemeente van Boom aan de oever van de Rupel. In 1938 was hij gehuwd met Louise Sel (°1915) en het jonge gezin had inmiddels twee kinderen (Simone, °1940 en Ludo, °1943). Ze hadden hun intrek genomen op de eerste verdieping van een huis aan de Kapelstraat, de weg die de dorpskern van Terhagen met die van Boom verbindt. De woning lag vlak bij het schooltje van de Hoek, waar de kinderen uit de buurt schoolliepen. Op de gelijkvloers was een winkeltje, dat door een ander lid van de familie werd uitgebaat.

Op het grondgebied van Boom werd zowat de hele strook tussen de hoger gelegen Kapelstraat en de oever van de Rupel ingenomen door de wijk Hoek, een bonte aaneenschakeling van fabrieksterreinen met zowel steenbakkerijen als scheepswerven. Daar tussenin lag een doolhof van smalle straatjes met tal van kleine arbeidershuisjes. In één van die huisjes, dicht bij de rivieroever gelegen, woonden Petrus Van Camp (°1872) en Carolina Spaenjaers (°1874), de ouders van René. Dezelfde woning bood ook onderdak aan het gezin van Michael Peelman (°1911), die bij zijn schoonouders inwoonde samen met zijn vrouw Anna Van Camp (°1911, en dus een dochter des huizes) en hun drie kinderen Christiane (°1938), Gislena (°1939) en Edwin (°1943). Petrus werkte nog wat mee op de nabijgelegen scheepswerf Vergauwen en dochter Anna verkocht thuis brood. Vooral de schippers die aan de Rupeloever aanmeerden, waren gretige afnemers. Af en toe brachten ze keukenafval mee, dat goed van pas kwam als voer voor de varkens die Petrus illegaal kweekte op een verborgen plek in de scheepswerf. De familie had zelf trouwens ook een band met het water, want de ouders van Petrus waren destijds eigenaar van een binnenschip, dat nog altijd ter hoogte van de woning lag aangemeerd, en dat in de familie bekend stond als ‘onzen bak’.

De familie Van Camp was vrij uitgebreid, en in de onmiddellijke omgeving woonden nog veel meer familieleden. Zo was er de woning van nonkel Jan, die een houten been had en tijdens de oorlog rond reed met wit zand, en ook tante Leopoldine, tante Siene en Julia woonden in de buurt. Even verder stond het huis van Frans Van Camp, meestergast op de scheepswerf Vergauwen, een gezin van vijf personen.

De familie had al een bewogen oorlogsgeschiedenis achter de rug. De vele Joodse voornamen (Michael, Rachel,…) in eenzelfde familie hadden al de argwaan gewekt van de Duitse bezetter. De scheepswerven en de binnenschepen langs de Rupeloever vormden dan weer een doelwit voor de geallieerde luchtmacht. Zo had de piloot van een Britse Mosquito-jachtbommenwerper op 3 april 1943 ’s avonds, na een tijdje boven de Rupel gecirkeld te hebben, een duikvlucht gemaakt en acht brisantbommen afgeworpen die grotendeels hun doel misten en terecht kwamen in de steenbakkerijen. De hele Hoek, tot in de Kapelstraat toe, deelde in de klappen en 114 huizen werden beschadigd, waaronder ook woningen van de familie Van Camp.

Al die zaken zouden echter verbleken bij de feiten die zich op 15 november 1944 voordeden. Om 11u15 werd Boom opgeschrikt door de inslag van een V1. Het tuig was neergekomen op het hoogste punt van de gemeente, in de wijk Bosstraat. En honderdtal huizen raakte daarbij beschadigd en Maria De Bondt (°1883) werd dood vanonder het puin gehaald. Michael Peelman, wiens vader in de nabijgelegen Dirkputstraat woonde, was met de fiets naar de plek van de inslag gereden om er de schade op te meten en een helpende hand toe te steken. Na een uurtje keerde hij naar huis terug, waar het middagmaal zou worden opgediend. Het was een kort traject, van nauwelijks één kilometer, steeds bergaf, van in de Bosstraat tot thuis in de Hoek.

Toen hij om 12u15 het laatste stukje weg afreed dat vanuit de Kapelstraat naar de Hoek leidde, zag hij voor zijn ogen een enorme flits, gevolgd door een donderende knal. Een V2 had zich pal op de Hoek gestort, vlak bij de plek waar hij woonde en waar zijn schoonouders en zijn eigen gezin nu aan tafel moesten zitten…

“Binnen was het middagmaal opgediend, en ik was ook geroepen om te komen eten”, vertelt Christiane Peelman. “Ik was echter een beetje ongehoorzaam en zat nog altijd buiten op de bank van de binnenkoer. Plots was er die geweldige knal en lag alles in puin. Ik kroop tussen de tralies van een hek door en rende naar de straatkant, waar ik de toegesnelde buurtbewoners er attent op maakte dat er mensen onder het puin lagen. Ik werd weggeleid maar weet niet meer door wie of waarheen”.

Op de steenbakkerij in Terhagen hield ook René zijn hart vast. De enorme knal en de stofwolk die in de verte boven de Hoek opsteeg, deed hem al vrezen dat de bom in de directe omgeving van zijn familie moest ingeslagen zijn. Op zijn houten klompen zette hij het van in Terhagen op een lopen en haastte zich naar de Hoek in Boom.

Toen hij een poosje later voorbij zijn eigen huis liep, stond zijn echtgenote Louise angstig in de voordeur, onzeker over het gebeurde. De ruiten van hun woning waren ook gesneuveld en hun zoontje Ludo, die op dat moment in de voorkamer in zijn wieg lag, had de glasscherven over zich heen gekregen, gelukkig zonder veel erg. In het voorbijlopen had René haar met een angstig voorgevoel toegeroepen “dat was bij ons thuis”.

Toen hij in de wijk toekwam, was het er al een drukte van jewelste. Mensen liepen af en aan, en op de plek kwam waar eens zijn ouderlijke woning had gestaan, trof hij een immense puinhoop aan. De ravage was enorm. Acht woningen waren totaal vernield, en 200 huizen in de buurt waren beschadigd. Overal waren ruiten gesneuveld en dakpannen weggeblazen. Meerdere mensen lagen nog onder de brokstukken van hun woning. Samen met de toegesnelde nieuwsgierigen begon het koortsachtige zoeken, in de hoop zijn familieleden te kunnen bevrijden.

Eén van de eerste getroffenen die onder het puin van hun woning vandaan werd gehaald, was zijn zwaargewonde vader, Petrus Van Camp. “Mijn grootvader kreeg de eerste zorgen en werd op een vrachtwagen gelegd”, herinnert Christiane Peelman zich. “Een ambulance was het niet, eerder een militaire vrachtwagen. Toen ik hem zag, was hij helemaal omzwachteld, maar zijn vork met een aardappel stak nog steeds in zijn mond”. De zwaargewonde Petrus trachtte de hulpverleners duidelijk te maken dat ze beter op zoek gingen naar zijn vrouw en andere familieleden, en dat ze zich om hem niet te veel meer moesten bekommeren. Hij werd uiteindelijk afgevoerd naar het kleine Sint-Jan Baptist gasthuis in Boom, waar hij diezelfde namiddag rond 15u30 zou overlijden.

Voor zijn echtgenote Carolina Spaenjaers, die even later werd aangetroffen, kon echter geen hulp meer baten. Zij werd levenloos uit het puin gehaald. Hun dochter Anna Van Camp had de klap wél overleefd, maar moest met zware hoofdwonden en breuken in het aangezicht worden afgevoerd. “Uiteindelijk lag mijn moeder naast mijn grootvader op diezelfde vrachtwagen”, vertelt Christiane. “Haar hoofd was volledig omzwachteld. Ik had niet eens door dat het mijn moeder was, die daar lag. Om mij het tafereel te besparen, werd ik opnieuw weggeleid. “Pas later heb ik vernomen dat ook mijn jongere zus Gislena dood vanonder het puin was gehaald”.

De reddingswerkers boekten echter ook succes. In een gat in de vloer trof René de jonge Edwin aan, die op het moment van de inslag waarschijnlijk aan de gootsteen moet gestaan hebben, en die daardoor grotendeels beschermd bleef voor het vallende puin. Edwin was weliswaar samen met de hele gootsteen een stuk naar beneden gezakt, maar werd door René levend en wel, zelfs quasi ongedeerd uit het puin gered. “Ik weet er zo goed als niks van”, vertelt Edwin in 2016. “Wat ik weet heb ik ook maar van horen zeggen, en dat is echt niet zo veel. Ik heb trouwens geen enkel souvenir dat aan dit voorval herinnert”.

Anna Van Camp werd net als haar vader naar het ziekenhuis afgevoerd, en kwam uiteindelijk in het St-Camillushospitaal in Antwerpen terecht. “Haar hoofd was zwaar geraakt en haar schedeldak werd op zijn plaats gehouden door een zilveren bolle plaat”, herinnert Christiane zich. “Het heeft echter niet mogen baten. Op 6 december 1944, drie weken na de inslag, overleed mijn moeder in het hospitaal. Daarmee kwam de dodelijke balans voor onze directe familie op vier personen. De andere drie waren op dat moment al begraven. Mijn moeder kreeg een aparte dienst en een eigen doodsprentje”.

Bij de buren, het gezin van meestergast Frans Van Camp (°1902) van de scheepswerf Vergauwen, lieten vijf van de familieleden die die middag thuis waren, het leven, wat de balans van deze V2 op negen dodelijke slachtoffers bracht. Tien mensen raakten ernstig gewond. Boom zou maandenlang niet meer zijn wat het voordien was geweest.

“Het was een echte catastrofe”, rondt Christiane af. “Ons gezin was verscheurd. Mijn grootouders en mijn zus waren dood, mijn moeder lag zwaargewond in het hospitaal, en we hadden niks meer. Alles lag in puin. We konden ook moeilijk ergens terecht. Mijn grootvader aan vaderszijde had zelf ook in de klappen gedeeld door de inslag van de V1 eerder op de dag. Uiteindelijk sliepen we die nacht bij een familielid op de aardappelhoop”. Michael Peelman hertrouwde in 1958. “Hij trok weg uit de Rupelstreek en begon een nieuw leven. Het voorval van november 1944 heeft ons hele leven een enorme klap toegebracht, die niemand van ons ooit helemaal te boven is gekomen”.

De slachtoffers van de ramp werden begraven op de begraafplaats van Boom en later overgebracht naar het ereperk, waar ze nog altijd rusten. De families van Petrus Van Camp en Frans Van Camp liggen er hoofd-aan-hoofd in twee verschillende rijen.

De V2 zelf liet een sinister souvenir na, dat nog steeds een heldere herinnering oproept bij de toenmalige kinderen uit de buurt: tussen de restanten van de huizen die in november 1944 in puin werden gelegd, wees een verroest brokstuk van de vliegende bom nog jaren later als een beschuldigende vinger naar de lucht. Het terrein waarop de getroffen huizen stonden, bleef decennialang braak liggen. Pas enkele jaren geleden werden er opnieuw woningen op gebouwd, die de herinneringen aan november 1944 weer wat verder hebben uitgevaagd.