Molens waren bekend als bakermatten van geroddel, leugens en bedrog, want “in de molen en de smis zijn de leugens gewis ” .De boer had even weinig verhaal op het arbitraire handelen van de molenaar als op Gods Laatste Oordeel, wat hem filosofisch en gelaten deed verzuchten: “dat zullen we God en de mulder laten scheiden”; want zoals de molenaar met zijn meelplank het maalgoed van de boer scheidt -iets waartegen geen protest mogelijk was- zo zal God uiteindelijk alles rechttrekken. De boer zei ook wel vergoelijkend “dat niet alle molenaars dieven waren, ofschoon ze de naam dragen” .
Enkele taaljuweeltjes maken echter hakhout van dit laatste:
een begijnenpater, een visserskater en een molenaarshaan: als die drie van honger sterven zal de wereld vergaan.
nog straffer:
een woekeraar, een molenaar, een wisselaar en een tollenaar, dat zijn de vier evangelisten van Lucifaar.
en categoriek:
honderd bakkers, honderd molenaars en honderd kleermakers: driehonderd dieven!
Zoals alle ambachten hebben ook de molenaars hun patroon, ze hebben er zelfs dertien (o.m. de HH. Crispinus, Crispinianus, Jacobus de Mindere, Sint-Victor van Marseille, e.a.). Ze hebben bijna allemaal hun patroonschap te danken aan de molensteen waaronder ze werden geplet of die ze aan hun hals gebonden kregen voor ze in het water werden gegooid. Met onze eigen Sint-Arnoldus hebben we echter al wat meer houvast. Hij moet een liefdevolle en sociaal erg gemotiveerde man zijn geweest die daarom wel eens wordt afgebeeld terwijl hij brood en drank uitdeelt aan de armen. Omwille van dat brood vonden de molenaars hem de geschikte patroon. En die drank: dat was bier, zeiden de brouwers en de herbergiers, dus was Sint-Arnoldus ook voor hen de aangewezen heilige.
Omwille van de vele persoonlijke en gemeenschappelijke belangen die ermee gepaard gingen, mocht het molenaarsbedrijf zich doorlopend verheugen in de belangstelling van machthebbers en uitbaters. Zij keken er allemaal begerig op toe dat ze een ruim deel van de koek toebedeeld kregen. Trouwens, de molens waren van doorslaggevend belang voor de middeleeuwse economie. In hun diverse uitvoeringen en toepassingen waren ze de eerste en, gedurende eeuwen, de enige industriële machines. Daar ze een hele lijst massaproducten afleverden, hebben ze in feite de middeleeuwen mogelijk gemaakt. De poorter was niet meer onderworpen aan de reeks tijdrovende karweien die voordien noodzakelijk waren voor zijn dagelijks overleven. Door die ‘machine’ kreeg hij armslag voor allerhande nieuwe bezigheden, ze gaf hem ook wat meer tijd om te leven.
We gingen te rade bij:
- Ronse, De windmolens, Antwerpen, 1934
- Bauters, Vlaamse molens, Antwerpen, 1978
- Desart, Windmolens van België,
- Bauters, Kracht van wind en water. Molens in Vlaanderen, Leuven