ZWARE ARTILLERIE

HARE GESCHIEDENIS

In het begin van den veldtocht bestond de Zware Artillerie uit een groep houwitsers van 150 Schneider en uit een groep houwitsers van 149 Krupp, die gedurende de bewegingsperiode dapper hun plicht vervulden. Eerst in Maart 1915 kwam er op het front een nieuwe groep van kanons van 120 lang aan. Daarna werd er eene groep mortieren van 220 tot stand gebracht.

Tot in September 1915 bleven deze eenheden rechtstreeks afhangen van het Groot Hoofdkwartier. Op dit oogenblik maakten zij het Regiment Zware Artillerie uit.

Later, wijl de vijandelijkheden voortduurden, kwamen nieuwe groepen van verschillenden aard en kaliber zich bij de eerste voegen, zoodat er een tweede Regiment Zware Artillerie kon worden gevormd en een Brigade Zware Artillerie tot stand gebracht.

In ‘t begin van 1918 werden er ons Fransche batterijen van den sector van Nieuwpoort afgestaan en twee zeer moderne groepen kanons van 155 Lang Schneider model 1917 en snelvurende mortieren van 220 aangekocht. Zulks liet toe de meest beweegbare eenheden, tegen één groep per divisie, aan de legerdivisies toe te voegen, terwijl de twee regimenten Zware Artillerie werden gehandhaafd. Intusschen was er allengs een zeer sterke groep luchtafweerkanonnen samengesteld.

De Zware Artillerie, zoo weinig talrijk in ‘t begin, had zich zoodanig ontwikkeld dat zij bij den wapenstilstand een zeer belangrijke kracht was geworden.

Het personeel, eerst geput uit de Vestingartillerie en uit de reserve geleiders van de veldartillerie, werd in den loop der verrichtingen aangevuld door elementen van de Infanterie en zelfs van de te voet gestelde Cavalerie en door vrijwilligers.

Gedurende de lange stabilisatieperiode had deze artillerie als opdracht de werking der kleine kalibers aan te vullen door hare vuren op afstanden, welke die lichte artillerie niet kon bereiken en op doelen, welke zij niet doelmatig kon beschieten. Want zij paste de gekende formule toe: de artillerie schiet ver, doch niet van ver, en daartoe stelde zij zich zooveel mogelijk op in de nabijheid van minder machtige batterijen.

Het uiterst open terrein van het Belgisch front, de moeilijkheid – wegens de nabijheid van het onderaardsch watervlak – om de platforms diep genoeg te leggen, de aard der voor den vijand hinderlijke vuren, inzonderheid de tergende vuren op zijne inrichtingen achter het front, het klein aantal en het langdurig ter plaatse blijven van de met de uitvoering dier vuren belaste batterijen, zoodat deze gemakkelijk konden « gerepereerd » worden, maakten het voor de Zware Artillerie zeer lastig hare opdracht te vervullen, terwijl hare eenheden dikwijls aan nauwkeurige bombardementen werden onderworpen.

Ook dient men niet te vergeten dat het personeel van die, vooral in ‘t begin, weinig talrijke en dus onontbeerlijke batterijen niet kon genieten van de rustperioden die de andere troepen kwamen opbeuren.

Gelukkig dat de lichamelijke en de zedelijke sterkte dier mannen hen met geduld de lange maanden stabilisatie liet verduren, tijdens welke zij dagelijks in actie kwamen en die zij merkten door hunne medewerking aan verrichtingen op grootere schaal, zooals de gevechten aan den Reigersvliet en bij Merkem.

Voor het eindoffensief werd het gros der zware artillerie opgesteld in ‘t Zuiden van het front: de batterijen namen hun deel in de achtereenvolgende voorbereidingen en volgden den vooruitgang naarmate de wegen werden hersteld. Omstreeks midden October 1918 bleef er eene groepeering aan het Belgisch leger toegevoegd en eindigde den oorlog vóór Gent. Een andere werd aangewezen voor het Fransche 30e korps, gesteund door eene Amerikaansche divisie; op 11 November bevond zij zich aan de Schelde, vóór Oudenaarde. Verscheidene groepen volgden het Bezettingsleger en bleven in Rijnland tot bij het sluiten van den Vrede.

Laten wij hulde brengen aan die nederige mannen die door hun onuitputbaar geduld, door hunne dagelijksche toewijding, door hunne krachtige werking hebben bijgedragen tot de bevrijding van het Vaderland.